SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2011-2012 Zitting 2011-2012
________________
22 mai 2012 22 mei 2012
________________
Question écrite n° 5-6288 Schriftelijke vraag nr. 5-6288

de Zakia Khattabi (Ecolo)

van Zakia Khattabi (Ecolo)

à la ministre de la Justice

aan de minister van Justitie
________________
L'examen linguistique " article 5 " des magistrats au Selor Het taalexamen "artikel 5" voor magistraten bij Selor 
________________
SELOR
emploi des langues
magistrat
bilinguisme
SELOR
taalgebruik
magistraat
tweetaligheid
________ ________
22/5/2012Verzending vraag
5/6/2012Antwoord
22/5/2012Verzending vraag
5/6/2012Antwoord
________ ________
Herkwalificatie van : vraag om uitleg 5-2145 Herkwalificatie van : vraag om uitleg 5-2145
________ ________
Question n° 5-6288 du 22 mai 2012 : (Question posée en français) Vraag nr. 5-6288 d.d. 22 mei 2012 : (Vraag gesteld in het Frans)

L'article 43quinquies, § 1er, alinéa 1er, de la loi du 15 juin 1935 concernant l'emploi des langues en matière judiciaire, prévoit que la connaissance de l'autre langue que celle du diplôme d'un magistrat doit être vérifiée par un examen adapté aux exigences de la fonction concernée.

Deux types d'examens existent : le " petit " et le " grand " bilingue. Le petit bilingue, prévu à l'alinéa 3 du même article, exige une connaissance orale passive et active ainsi qu'une connaissance écrite passive de l'autre langue. Le grand bilingue, à l'inverse, exige une connaissance passive et active dans l'expression écrite et orale.

L'arrêté royal du 19 décembre 2002 organisant les examens permettant aux docteurs et licenciées en droit de satisfaire au prescrit de l'article 43quinquies de la loi du 15 juin 1935 concernant l'emploi des langues en matière judiciaire détermine les modalités de ces examens linguistiques. Plus particulièrement, l'article 5 de cet arrêté prévoit les dispositions concernant le " petit " bilingue et l'article 6 celles du " grand " bilingue.

Il y a donc toujours deux parties à l'examen linguistique des magistrats : la partie orale et la partie écrite. Dans la partie écrite de l'examen, un premier test de vocabulaire doit être passé sur base de l'étude d'un syllabus mis à disposition par le SELOR aux candidats. La deuxième partie de l'examen écrit consiste dans la rédaction d'un résumé et d'un commentaire, dans la langue du candidat, d'un jugement ou d'un arrêt rendus dans la langue sur laquelle porte l'examen (article 5, §1er, 2°, de l'arrêté royal du 19 décembre 2002). Ensuite, le candidat ayant réussi les deux parties de l'examen écrit peut passer l'épreuve orale de l'examen linguistique.

Le rapport au Roi de l'arrêté royal du 19 décembre 2002 expose, par ailleurs, que le but de l'arrêté " est de faire correspondre le contenu des examens aux besoins fonctionnels de la pratique judiciaire (…). Cela signifie que le contenu des examens linguistiques doit correspondre à la connaissance linguistique dont doivent disposer les magistrats dans le cadre de l'exercice de leur mission. "

Ni la loi de 1935, ni l'arrêté royal de 2002 n'octroient des compétences au SELOR afin d'évaluer les connaissances juridiques du candidat à la magistrature au travers de l'examen linguistique. Ces connaissances sont évaluées par les examens ou concours organisés par le Conseil supérieur de la Justice (CSJ).

Or, le cas d'une candidate, qui a passé l'examen linguistique du petit bilingue " article 5 ", m'interpelle. La candidate en question, après avoir réussi la première partie vocabulaire de l'examen écrit, effectue la partie de l'examen qui consiste à rédiger un résumé et un commentaire d'un arrêt rendu dans l'autre langue que la langue de son diplôme. Le SELOR a estimé que la candidate avait raté cette partie car, dans le commentaire, elle avait " paraphrasé l'arrêt rendu ". Cette justification laisse donc entendre que la candidate avait bien compris l'arrêt rendu dans l'autre langue ; ce qui, me semble-t-il, est l'objectif visé par l'examen linguistique " petit " bilingue. Le SELOR évalue-t-il donc autre chose que la compréhension d'un arrêt rendu dans une autre langue lorsqu'il demande de faire un commentaire dudit arrêt ?

En allant voir la grille d'évaluation du test linguistique "article 5" pour les magistrats sur le site Internet du SELOR, je constate qu'un des critères d'évaluation de cette deuxième partie de l'examen écrit est " la pertinence du raisonnement " du commentaire rédigé dans la langue du candidat. Plus précisément, le SELOR définit ce critère : " le candidat avance un avis logique et pertinent par rapport aux thèmes abordés dans le textes. " Mais jusqu'où peut aller l'évaluation de la pertinence du raisonnement d'un candidat ? Est-ce à dire que le SELOR peut évaluer la pertinence (et donc les connaissances juridiques) du raisonnement d'un candidat ? Cela ne me semble pas prévu par les dispositions légales prévues à cet effet.

Cette question m'interpelle d'autant plus que le monde judiciaire rencontre des difficultés dans le recrutement de magistrats bilingues.

1. Le Selor peut-il se prévaloir d'évaluer les connaissances juridiques d'un(e) candidat(e) à la magistrature lors d'un examen linguistique ?

2. Sur quelle base légale le SELOR évalue-t-il la pertinence du raisonnement du commentaire rédigé lors d'un examen linguistique destiné à vérifier la connaissance et la compréhension de l'autre langue que la langue du diplôme du candidat ? Jusqu'où peut aller l'évaluation de la pertinence du raisonnement ?

3. Concernant la politique de recrutement dans le monde judiciaire, votre prédécesseur avait décidé par souci d'économie de ne publier les places vacantes dans la magistrature que tous les deux mois au Moniteur belge. Mais cela provoque des retards dans les nominations et désignations, et donc une surcharge de travail pour les magistrats encore en poste. Pourriez-vous me dire quelle est votre position concernant la publication des places vacantes dans la magistrature ?

 

Artikel 43quinquies, § 1, eerste lid, van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken bepaalt dat een magistraat de kennis van de andere taal dan die van zijn of haar diploma dient te bewijzen door te slagen voor een examen, aangepast aan de vereisten van de betrokken functie.

Er bestaan twee soorten examens. Het eerste examen is een examen handelend over zowel de actieve en passieve mondelinge kennis als de passieve schriftelijke kennis van de andere taal. Het tweede examen is een examen handelend over zowel de actieve en passieve mondelinge kennis als de actieve en passieve schriftelijke kennis van de andere taal.

Het koninklijk besluit van 19 december 2002 tot regeling van de examens waarbij de doctors en licentiaten in de rechten in de gelegenheid worden gesteld te voldoen aan het voorschrift van artikel 43quinquies van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken bepaalt de modaliteiten van die taalexamens. De artikelen 5 en 6 van dat besluit bevatten de bepalingen betreffende de twee examens over de kennis van de andere landstaal.

Het taalexamen voor magistraten bestaat dus altijd uit een mondeling en een schriftelijk gedeelte. In het schriftelijke gedeelte moeten de kandidaten eerst hun kennis inzake woordenschat bewijzen op basis van een syllabus die Selor hun ter beschikking stelt. Vervolgens moeten ze in de taal van hun diploma een samenvatting en een commentaar schrijven van een vonnis of een arrest geveld in de taal waarop het examen betrekking heeft (artikel 5, § 1, tweede lid van het koninklijk besluit van 19 december 2002). De kandidaat die geslaagd is voor beide schriftelijke proeven kan deelnemen aan het mondelinge taalexamen.

In het verslag aan de Koning bij het koninklijk besluit van 19 december 2002 wordt overigens uiteengezet dat “het de bedoeling van het besluit is de inhoud van de examens (...) af te stemmen op de functionele noden van de gerechtelijke praktijk. Dit betekent dat de inhoud van de taalexamens moet aansluiten op de taalkennis waarover de magistraten moeten beschikken in het kader van de uitoefening van hun opdracht.”

Noch de wet van 1935, noch het koninklijk besluit van 2002 verlenen Selor enige bevoegdheid om via het taalexamen de juridische kennis van kandidaat-magistraten te evalueren. Die kennis wordt geëvalueerd door examens en proeven georganiseerd door de Hoge Raad voor de Justitie

Het geval van een kandidate die het eerste tweetaligheidsexamen, artikel 5, heeft afgelegd, laat me niet onberoerd. Nadat ze geslaagd was voor het schriftelijk deel woordenschat, legt ze het deel samenvatting en commentaar van een arrest geveld in de andere taal dan die van het diploma af. Selor is van oordeel dat ze hiervoor niet geslaagd is, omdat ze het arrest in haar commentaar geparafraseerd heeft. Die verantwoording wijst dus uit dat ze het arrest in de andere taal goed begrepen heeft, wat mijns inziens toch de voorwaarde is om te slagen voor het examen zoals beschreven in artikel 5. Evalueert Selor bij de evaluatie van een commentaar op een arrest geveld in de andere taal iets anders dan het goed begrip ervan?

Als een van de evaluatiecriteria voor het tweede deel van de schriftelijke taaltoets “artikel 5” voor magistraten vermeldt Selor op zijn website “de relevantie van de redenering” in het commentaar gesteld in de taal van de kandidaat. Selor definieert dat criterium preciezer: “De kandidaat brengt een logische en relevante mening naar voren over de in de tekst aangehaalde thema’s.” Hoever reikt echter de evaluatie van de relevantie van de redenering van een kandidaat? Betekent dit dat Selor de relevantie en bijgevolg de juridische grond van de redenering van een kandidaat mag evalueren? Dat lijkt me niet overeen te stemmen met de wettelijke bepalingen ter zake.

Deze vraag beroert me des te meer, daar het gerecht moeilijk tweetalige magistraten vindt.

1. Is Selor bevoegd om de juridische kennis van kandidaat-magistraten te evalueren?

2. Op welke wettelijke grond evalueert Selor de relevantie van de redenering in een commentaar geschreven voor een taalexamen bedoeld om de kennis en het begrip van de andere taal dan die van het diploma te evalueren? Hoever reikt de evaluatie van de relevantie van de redenering?

3. Inzake personeelsbeleid bij het gerecht had uw voorganger besloten te besparen op de publicatie van de vacatures bij de magistratuur en ze slechts om de twee maanden in het Staatsblad op te nemen. Dat veroorzaakt vertragingen bij de benoemingen en de aanstellingen en dus extra werkbelasting voor de magistraten in functie. Wat is uw standpunt over de publicatie van vacatures bij de magistratuur?

 
Réponse reçue le 5 juin 2012 : Antwoord ontvangen op 5 juni 2012 :

1. en 2. Depuis la loi du 18 juillet 2002 remplaçant l'article 43quinquies et insérant l'article 66 dans la loi du 15 juin 1935 concernant l'emploi des langues en matière judiciaire, SELOR est devenu compétent pour délivrer les certificats de connaissance de l'autre langue que celle dans laquelle le candidat a passé des examens du grade de docteur ou licencié en droit. SELOR agit ici en totale indépendance. Par conséquent, il ne me revient pas de me prononcer sur l’évaluation d’un candidat en particulier.

Conformément à l’arrêté royal du 19 décembre 2002 organisant les examens permettant aux docteurs et licenciés en droit de satisfaire au prescrit de l'article 43quinquies de la loi du 15 juin 1935 concernant l'emploi des langues en matière judiciaire (article 5), l'épreuve portant sur la connaissance écrite de l’examen linguistique pour «une connaissance suffisante » consiste en deux parties :

  1. La première partie porte sur la connaissance passive de la terminologie juridique arrêtée dans le syllabus du SELOR ;

  2. la deuxième partie consiste dans la rédaction d'un résumé et d'un commentaire, dans la langue dans laquelle l'examen de docteur ou de licencié en droit a été présenté, d'un jugement ou d'un arrêt rendus dans la langue sur laquelle porte l'examen.

SELOR a donc respecté la distinction qu’opère la réglementation en la matière. Le résumé est une restitution synthétique et structurée des éléments d’information présents dans le texte source. Le commentaire est quant à lui un commentaire qui implique une interprétation, une opinion, ce qui justifie le critère d’évaluation utilisé. Le critère d’évaluation « Pertinence du raisonnement » est donc intrinsèquement lié au type de texte demandé par l’arrêté royal cité.

L’évaluation de la pertinence juridique est par conséquent reprise dans l’épreuve même (la rédaction et un commentaire au texte juridique).

La compétence linguistique et le contenu n’est pas méthodologiquement dissociable de manière stricte. SELOR peut uniquement vérifier la compréhension du texte juridique moyennant la pertinence juridique du résumé et du commentaire de la personne.

En effet, SELOR s’inspire du Cadre Européen de Référence du Conseil de l’Europe pour développer sa méthodologie. L’usage de la langue ne peut être dissocié de son contexte, de son but et de la tâche à accomplir. Un candidat francophone (par exemple) doit résumer un texte dans sa langue parce que sa pratique professionnelle exige qu’il comprenne un texte en néerlandais et qu’il puisse en faire une synthèse en français pour lui-même ou pour communiquer avec des collègues ou collaborateurs.

Cette perspective de SELOR rejoint d’ailleurs le souci de satisfaire aux « besoins fonctionnels » de l’usage de la langue cités au paragraphe 6 du rapport au Roi annexé à l’arrêté royal du 19 décembre 2002.

Je tiens à rappeler également que la commission d'examen est composée, suivant le prescrit de l’arrêté royal susmentionné, de deux membres du personnel enseignant des facultés de droit , d’un magistrat, d’un linguiste et d’un membre du personnel de SELOR. On peut donc estimer que la commission d’examen est composée de personnes hautement qualifiées pour évaluer la pertinence juridique des candidats.

3. Le gouvernement avait décidé que chaque service public fédéral devait réaliser, pour 2010 mais également pour 2011 (et les années suivantes), d’importantes économies sur l’ensemble des crédits budgétaires pour les dépenses de personnel et que le non-remplacement des départs constituait un point de départ important. Ces mesures sont toujours d’application actuellement.

Pour ce qui concerne l’Organisation Judiciaire, mon prédécesseur a toujours défendu l’idée qu’il fallait garantir le remplissage des cadres légaux. Je maintiens cette position jusqu’à nouvel ordre.

Il avait été choisi de réaliser les économies imposées en ralentissant de manière limitée le rythme d’attribution des emplois vacants. Cela signifie que chaque annonce pour l’appel aux candidats est différée de manière à ce que son résultat implique une non-occupation des emplois vacants pendant une période de deux mois.

Il avait également été décidé par prudence et pour des raisons organisationnelles de regrouper les annonces sur une base bimestrielle. Je vous signale que cette mesure relative aux appels bimestriels au moniteur belge a été assouplie depuis le mois de septembre 2010, permettant ainsi à nouveau une publication mensuelle des emplois vacants. En conséquence, il est dans la plupart des cas pourvu plus rapidement aux emplois vacants.

1. en 2. Sedert de inwerkingtreding van de wet van 18 juli 2002 tot vervanging van artikel 43quinquies en tot invoeging van artikel 66 in de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken, is SELOR bevoegd om de bewijzen uit te reiken van de kennis van de andere taal dan die waarin de kandidaat examens van de graad van doctor of licentiaat in de rechten heeft afgelegd. SELOR treedt op dat vlak volledig autonoom op. Het is bijgevolg niet aan mij om mij uit te spreken over de evaluatie van een of andere kandidaat.

Conform het koninklijk besluit van 19 december 2002 tot regeling van de examens waarbij de doctors en licentiaten in de rechten in de gelegenheid worden gesteld te voldoen aan het voorschrift van artikel 43quinquies van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik van de talen in gerechtszaken (artikel 5), omvat de proef over de schriftelijke kennis van het taalexamen "voldoende kennis" twee gedeelten:

  1. Het eerste gedeelte peilt naar de passieve kennis van de juridische woordenschat zoals vastgelegd in de syllabus van SELOR;

  2. het tweede gedeelte bestaat in een samenvatting en een commentaar in de taal waarin het examen van doctor of licentiaat in de rechten is afgelegd, van een vonnis of een arrest gesteld in de taal waarop het examen betrekking heeft.

SELOR heeft dus het onderscheid nageleefd waarin de ter zake doende regelgeving voorziet. De samenvatting is een synthetische en gestructureerde weergave van de gegevens vermeld in de brontekst. Het commentaar onderstelt tevens een interpretatie, een opinie, hetgeen het aangewende evaluatiecriterium verantwoordt. Het evaluatiecriterium "relevantie van de inhoud'" houdt dus wezenlijk verband met het soort tekst gevraagd in voornoemd koninklijk besluit.

De evaluatie van de juridische relevantie maakt bijgevolg deel uit van de proef zelf (opstellen van en commentaar bij een juridische tekst).

Er kan geen strikt methodologisch onderscheid worden gemaakt tussen de linguïstische competentie en de inhoud. SELOR kan het begrip van de juridische tekst enkel controleren door middel van de juridische relevantie van de samenvatting en het commentaar van betrokkene.

SELOR houdt bij de ontwikkeling van zijn methodologie rekening met het Europees Referentiekader van de Raad van Europa. Taalgebruik kan niet worden losgekoppeld van de context en het doel ervan en evenmin van de te verrichten taak. Een Franstalige kandidaat, bijvoorbeeld, moet een tekst samenvatten in zijn moedertaal aangezien de beroepspraktijk vereist dat hij een Nederlandse tekst begrijpt en een samenvatting ervan kan maken in het Frans voor zichzelf of met het oog op communicatie met collega's of medewerkers.

Die bekommernis van SELOR stemt overigens overeen met de "functionele noden" van het taalgebruik, zoals bedoeld in paragraaf 6 van het Verslag aan de Koning dat bij het koninklijk besluit van 19 december 2002 gaat.

Ik wens tevens te onderstrepen dat de examencommissie overeenkomstig voornoemd koninklijk besluit is samengesteld uit twee leden van het onderwijzend personeel van de rechtsfaculteiten, een magistraat, een taalkundige en een personeelslid van SELOR. Bijgevolg kan ervan worden uitgegaan dat de examencommissie bestaat uit personen die hoog zijn opgeleid om de juridische relevantie van de kandidaten te evalueren.

3. De regering had beslist dat iedere Fedeerale Overheidsdienst (FOD) in 2010 en in 2011 (en ook daarna) aanzienlijke besparingen moet doen over alle begrotingskredieten die verband houden met personeelsuitgaven en dat de niet-vervanging van personen die een dienst verlaten een sluitstuk ervan is. Die maatregelen worden thans nog altijd toegepast.

Wat de rechterlijke organisatie betreft, was mijn voorganger steeds van oordeel dat de wettelijke personeelsformaties volledig moesten worden ingevuld. Tot dusver houdt ik ook dat standpunt aan.

Er werd beslist de opgelegde besparingen te realiseren door de openstaande betrekkingen met vertraging, zij het beperkt, in te vullen. Dat betekent dat enige aankondiging van een oproep voor kandidaten wordt uitgesteld zodat openstaande betrekkingen niet worden ingevuld tijdens een periode van twee maanden.

Voorzichtigheidshalve en om organisatorische redenen werd tevens beslist tot een tweemaandelijkse hergroepering van de aankondigingen. Ik wens te onderstrepen dat de maatregel inzake de tweemaandelijkse bekendmaking van de aankondigingen in het Belgisch Staatsblad versoepeld is sedert september 2010, zodat de openstaande betrekkingen opnieuw iedere maand worden bekendgemaakt. Dat betekent dat in de meeste gevallen vrij snel werd voorzien in de openstaande betrekkingen.