3-1685/1

3-1685/1

Belgische Senaat

ZITTING 2005-2006

2 MEI 2006


Wetsvoorstel tot bestraffing van het ontkennen, minimaliseren, rechtvaardigen of goedkeuren van een genocide of van een misdaad tegen de menselijkheid

(Ingediend door de heer François Roelants du Vivier en mevrouw Christine Defraigne)


TOELICHTING


Genocide is een misdaad van alle tijden en moet streng bestraft worden. Dat de internationale gemeenschap wil strijden tegen het ongestraft blijven en het in de vergetelheid raken van genociden en misdaden tegen de menselijkheid, bewijzen de werkzaamheden van de internationale tribunalen voor Rwanda en ex-Joegoslavië en de ondertekening van het Statuut van het Internationaal Strafhof. We menen evenwel dat hetzelfde moet gelden voor negationistisch gedrag ten opzichte van genociden die in de wereld hebben plaatsgevonden.

Het ontkennen van een genocide is eigenlijk de slachtoffers nog een keer vermoorden en de overlevenden en nakomelingen de pijn opnieuw doen beleven. Het is ook een grove inbreuk op het in ere houden van de nagedachtenis van de genocideslachtoffers en op de democratische beginselen die aan de basis liggen van onze samenleving.

In België werd een eerste stap gezet met de wet van 23 maart 1995 tot bestraffing van het ontkennen, minimaliseren, rechtvaardigen of goedkeuren van de genocide die tijdens de tweede wereldoorlog door het Duitse nationaal-socialistische regime is gepleegd, die tot doel had het zogenaamde negationisme te bestraffen. Iedere betwisting of ontkenning van de genocide op de joden door het nazi-regime tijdens de tweede wereldoorlog, kon aldus strafrechtelijk worden bestraft. Daartoe behoorde bijvoorbeeld het ontkennen van het bestaan van de genocide, van de omvang ervan of van de gebruikte middelen.

Het leek evenwel wenselijk de toepassingssfeer van de wet van 23 maart 1995, indertijd aangenomen naar aanleiding van de 50e verjaardag van de bevrijding van de concentratiekampen, uit te breiden. Er bestaat immers geen objectieve reden om negationistische daden met betrekking tot andere genociden niet op te nemen in de toepassingssfeer van deze wet. De Raad van Europa is daar trouwens ook voorstander van.

De indieners van dit wetsvoorstel, die hierin worden gesteund door de MRAX (Mouvement contre le racisme, l'antisémitisme et la xénophobie), menen dat in die wet de genocide die in de eerste wereldoorlog werd gepleegd door het Jong-Turkse Ottomaanse regime, de genocide die in de tweede wereldoorlog werd gepleegd door het Duitse nationaal-socialistische regime en de genocide die in 1994 werd gepleegd door het Rwandese Hutu Power regime absoluut in die wet moeten worden vermeld. De MRAX verantwoordt zijn standpunt — dat de indieners van dit wetsvoorstel trouwens delen — door te wijzen op dezelfde dringende maatschappelijke behoefte als die welke in 1995 geleid heeft tot de goedkeuring van de wet op het ontkennen van de joodse genocide.

In een open brief aan alle senatoren van 3 juni 2005 stelt de MRAX het zo : « qu'au jour du présent courrier et depuis plusieurs mois, nos concitoyen(ne)s arménien(ne)s ou d'origine arménienne subissent d'insupportables atteintes à leur histoire, histoire sur laquelle nous ne reviendrons pas puisqu'à ce jour, il ne fait plus aucun doute que chaque parti démocratique reconnaît comme génocide les terribles massacres savamment réalisés, à partir de critères ethniques, par le régime jeune-turc ottoman dès 1915.

Cette reconnaissance n'est cependant pas le fait de tou(te)s nos concitoyen(ne)s. Ces dernières semaines ont en effet mis la lumière sur des manifestations publiques, des déclarations, des commentaires sur internet, des écrits, des images ou des emblèmes, qui n'ont d'autre but que de chercher à justifier, de minimiser grossièrement ou de nier ledit génocide. Même le monument dressé en hommage aux victimes du génocide à Ixelles fait régulièrement l'objet de contestations publiques. Que faire ?

Si nous sommes très attachés à la liberté d'expression, nous pensons toutefois que les libres manifestations d'opinions doivent être combattues lorsque, d'une part, elles menacent notre démocratie en tendant de réhabiliter une idéologie génocidaire raciste et, d'autre part, elles offensent la mémoire des victimes du génocide et leurs survivant(e)s.

Dans notre passé, nous avons connu un précédent : des faits similaires de nature antisémite confondaient notre démocratie et harcelaient nos concitoyen(ne)s juifs et juives à un point tel que la loi du 23 mars 1995 tendant à réprimer la négation, la minimisation, la justification ou l'approbation du génocide commis par le régime national-socialiste allemand pendant la seconde guerre mondiale fut adoptée.

La constitutionnalité de cette loi n'a posé aucun problème, puisque la Cour d'arbitrage a admis « que le législateur intervienne de manière répressive lorsqu'un droit fondamental est exercé de manière telle que les principes de base de la société démocratique s'en trouvent menacés et qu'il en résulte un dommage inacceptable pour autrui » (arrêt nº 45/96 du 12 juillet 1996, B.7.15.).

Cette loi pénale, qui limite la liberté d'expression sans aucunement empêcher la recherche historique objective et scientifique relative au génocide nazi, répondait en effet à un besoin social impérieux. Nous estimons aujourd'hui qu'un besoin social impérieux de même nature rend nécessaire une réaction similaire en matière de génocide arménien. »

We wensen de toepassingssfeer van de wet te beperken tot drie genociden, aangezien « restreignant la liberté d'expression et ayant des conséquences pénales importantes, cette loi se doit d'être particulière, exceptionnelle et hermétique à toute portée générale et abstraite en matière de génocide. ». De MRAX ontkent het bestaan van andere genociden niet, maar stelt vast dat de ontkenning van die drie genociden de afgelopen tien jaar in ons land hand over hand is toegenomen.

De indieners zijn het eens met de filosofie van de MRAX, namelijk dat men zich moet beperken tot genociden die momenteel duidelijk de maatschappelijke rust in België verstoren. Zij wensen echter wel dat de wet op het negationisme een ruimere toepassingssfeer krijgt. Ze menen dat de wet op het negationisme ook van toepassing moet zijn op genociden die zijn erkend bij beslissing van een internationaal tribunaal. Zo kunnen ook genociden worden beoogd die niet specifiek door België zijn erkend en genociden die mogelijk in de toekomst nog worden gepleegd.

Voor de toepassing van deze wet moet de term genocide begrepen worden in de zin van artikel 2 van het Verdrag van 9 december 1948 inzake de voorkoming en de bestraffing van genocide.

Tevens menen de indieners van dit wetsvoorstel dat het ontkennen of het minimaliseren, om strafrechtelijk bestraft te kunnen worden, moet hebben plaatsgehad in een context van discriminatie, van het aanzetten tot haat, of van het beschimpen van een persoon of een groep van personen wegens hun nationaliteit, hun vermeende ras, hun etnische afkomst of hun religie.

Het door de wet beoogde gedrag moet dus worden gekenmerkt door de wil een racistische of xenofobe ideologie te verdedigen, of de slachtoffers te denigreren. Er moet immers een duidelijk onderscheid gemaakt worden tussen de daden of gedragingen die in een debat over ideeën, in het wetenschappelijk of historisch onderzoek thuishoren of die slechts kritische kanttekeningen zijn bij beslissingen van de internationale rechtscolleges enerzijds en genocide of misdaden tegen de menselijkheid anderzijds.

We voegen dit criterium overigens toe overeenkomstig de rechtspraak van het Europees Hof voor de rechten van de mens over de schending van de vrije meningsuiting.

François ROELANTS du VIVIER.
Christine DEFRAIGNE.

WETSVOORSTEL


Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2

Het opschrift van de wet van 23 maart 1995 tot bestraffing van het ontkennen, minimaliseren, rechtvaardigen of goedkeuren van de genocide die tijdens de tweede wereldoorlog door het Duitse nationaal-socialistische regime is gepleegd wordt vervangen door het volgende opschrift :

« Wet tot bestraffing van het ontkennen, minimaliseren, rechtvaardigen of goedkeuren van een genocide of van een misdaad tegen de menselijkheid ».

Art. 3

Artikel 1 van de wet van 15 februari 1993 tot oprichting van een Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding wordt vervangen als volgt :

« Art. 1. — Met gevangenisstraf van acht dagen tot een jaar en met geldboete van zesentwintig euro tot vijfduizend euro wordt gestraft, hij die onder één der omstandigheden bepaald in artikel 444 van het Strafwetboek, de genocide die tijdens de eerste wereldoorlog door het Jong-Turkse Ottomaanse regime, de genocide die tijdens de tweede wereldoorlog door het Duitse nationaal-socialistische regime, of de genocide die in 1994 door het Rwandese Hutu Power regime is gepleegd, ontkent, schromelijk minimaliseert, poogt te rechtvaardigen of goedkeurt, met het oogmerk een persoon of een groep van personen wegens hun nationaliteit, hun vermeende ras, hun etnische afkomst of hun religie te discrimineren, te beschimpen of er haat tegen te prediken.

Met dezelfde straffen wordt eveneens gestraft, hij die onder één der omstandigheden bepaald in artikel 444 van het Strafwetboek, de genocide of de misdaden tegen de menselijkheid bepaald in de artikelen 136bis en 136ter van het Strafwetboek en die als dusdanig zijn erkend door een in kracht van gewijsde gegane beslissing van enig internationaal tribunaal waarvan de bevoegdheid erkend is door België, ontkent, schromelijk minimaliseert, poogt te rechtvaardigen of goedkeurt, met het oogmerk een persoon of een groep van personen wegens hun nationaliteit, hun vermeende ras, hun etnische afkomst of hun religie te discrimineren, te beschimpen of er haat tegen te prediken.

Bovendien kan de veroordeelde worden veroordeeld tot ontzetting van de in artikel 31 van het Strafwetboek genoemde rechten overeenkomstig artikel 33 van het Strafwetboek. »

Art. 4

In artikel 3, tweede lid, van dezelfde wet worden de woorden « de wet van 23 maart 1995 tot bestraffing van het ontkennen, minimaliseren, rechtvaardigen of goedkeuren van de genocide die tijdens de tweede wereldoorlog door het Duitse nationaal-socialistische regime is gepleegd » vervangen door de woorden « de wet van 23 maart 1995 tot bestraffing van het ontkennen, minimaliseren, rechtvaardigen of goedkeuren van een genocide of van een misdaad tegen de menselijkheid ».

15 maart 2006.

François ROELANTS du VIVIER.
Christine DEFRAIGNE.