3-139

3-139

Sénat de Belgique

Annales

JEUDI 8 DÉCEMBRE 2005 - SÉANCE DE L'APRÈS-MIDI

(Suite)

Demande d'explications de M. Hugo Vandenberghe au ministre de l'Economie, de l'Energie, du Commerce extérieur et de la Politique Scientifique et au ministre de l'Environnement et ministre des Pensions sur «l'avis du Conseil fédéral du développement durable sur le problème du changement climatique dans notre pays» (nº 3-1192)

Demande d'explications de M. Christian Brotcorne au ministre de l'Economie, de l'Energie, du Commerce extérieur et de la Politique Scientifique et au ministre de l'Environnement et ministre des Pensions sur «les suites réservées à l'avis du Conseil fédéral belge du développement durable sur la stratégie de prévention des changements climatiques» (nº 3-1194)

M. le président. - Je vous propose de joindre ces demandes d'explications. (Assentiment)

Mme Els Van Weert, secrétaire d'État au Développement durable et à l'Économie sociale, adjointe au ministre du Budget et des Entreprises publiques, répondra.

De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - In een advies stelt de Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling (FRDO) dat het klimaatprobleem in België nog te vaak als potentiële bron van kosten en hinderpalen wordt beschouwd, terwijl het net kansen zou moeten bieden om te investeren in nieuwe technologieën en jobs.

Het advies is het derde en laatste in een reeks over de aanpak van het klimaatprobleem en vooral over de periode na 2012. In 2012 lopen de doelstellingen van het Kyotoprotocol af. In het advies gaat de raad verder in op de manier waarop België met het probleem moet omgaan.

Volgens de voorzitter van de Federale Raad neemt ons land het klimaatprobleem niet ernstig genoeg. Er is, nog volgens de raad, nood aan een duidelijk beleidskader, aan een geïntegreerde aanpak en strategie, zowel op lange als op middellange termijn. Men betreurt eveneens dat er nog steeds geen nationaal klimaatsplan of nationaal plan voor duurzame ontwikkeling is opgesteld.

Ook met betrekking tot de beloofde commissie die de energiebehoefte van België en de geplande uitstap uit kernenergie moest bestuderen, is er grote onduidelijkheid. Het rapport wordt tegen 2006 verwacht maar de commissie zou nog altijd niet echt van start zijn gegaan.

Tenslotte stelt de raad in zijn advies concrete maatregelen voor het transport, de gebouwen, de industrie en de energieproductie voor. Onder andere wordt gepleit voor meer overheidssteun voor een betere isolatie van woningen.

Welke conclusies trekt men uit het rapport van de Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling?

Acht de Minister het raadzaam op korte termijn concrete maatregelen te nemen om de klimaatstrategie aan te passen?

Acht de Minister het wenselijk maatregelen te nemen om meer mensen te overtuigen van de kansen die de aanpak van het klimaatprobleem biedt, zoals gevraagd door de Federale Raad?

M. Christian Brotcorne (CDH). - La presse s'est récemment fait l'écho de l'avis remis par le Conseil fédéral belge du développement durable (CFDD) sur la stratégie de prévention des changements climatiques que devrait adopter la Belgique au-delà de 2012.

Si les politiques climatiques et énergétiques n'ont pas, jusqu'à présent, été des priorités pour la Belgique, il n'en demeure pas moins qu'il est impératif que notre pays élabore, à l'image d'autres pays européens, une stratégie climatique pour le moyen terme (2020) et le long terme (2050).

L'enjeu est complexe et nécessite d'agir dans tous les domaines publics et privés concernés par les technologies et comportements voraces en énergies fossiles que sont le pétrole, le charbon et le gaz, et donc prodigues en carbone relâché dans l'atmosphère.

En outre, il semble que notre pays figure à la deuxième place au hit-parade européen des plus gros émetteurs. Chaque Belge relâche 11,7 tonnes de CO2 par an contre 5,9 pour les Suédois.

Le ministre chargé de ce dossier n'estime-t-il pas que la problématique climatique est encore trop souvent perçue comme une source potentielle de coûts et de contraintes, alors que l'objectif d'une économie pauvre en consommation de carbone devrait permettre également de développer de nombreuses opportunités, tant au niveau des entreprises que de l'économie et de l'emploi ? Pourrait-il préciser quelles suites seront réservées à l'avis du CFDD sur une stratégie de prévention des changements climatiques au-delà de 2012 ? En d'autres termes, n'est-il pas opportun que notre pays élabore une stratégie climatique et énergétique pour le moyen terme (2020-2030) et le long terme (2050 et au-delà) ? Le ministre envisage-t-il d'élaborer un plan climat posant les premiers jalons d'une telle stratégie ? Si oui, dans quel délai ? Si non, pourquoi ?

Dans ce contexte, le ministre n'estime-t-il pas que la Belgique doit tout mettre en oeuvre pour réduire sa dépendance énergétique, améliorer l'efficacité énergétique pour tous les acteurs et diminuer l'intensité de sa consommation énergétique globale, surtout dans les secteurs du transport et de l'habitat ? Dans l'affirmative, pourrait-il me préciser quelles sont les initiatives que le gouvernement envisage de prendre en la matière ?

En outre, je souhaiterais savoir si le gouvernement n'estime pas opportun que notre pays élabore des accords avec les pays voisins, afin de permettre des synergies en matière énergétique, concernant entre autres la complémentarité des investissements et la sécurité d'approvisionnement ?

Mevrouw Els Van Weert, staatssecretaris voor Duurzame Ontwikkeling en Sociale Economie, toegevoegd aan de minister van Begroting en Overheidsbedrijven. - Ik dank beide senatoren voor hun bezorgdheid voor duurzame ontwikkeling. Als staatssecretaris voor Duurzame Ontwikkeling kan ik daar alleen maar verheugd over zijn.

Ik heb van mijn collega bevoegd voor energie twee uitgebreide antwoorden gekregen, die ik u uiteraard zal bezorgen.

Ik lees nu het antwoord van minister Verwilghen op de vraag van de heer Hugo Vandenberghe.

In het raam van mijn economische bevoegdheden trek ik als hoofdconclusie uit dit verslag dat de klimaatproblematiek en de uitdagingen die gepaard gaan met het Kyoto-protocol vooral gezien worden als een buitenkansje voor de nieuwe technologische ontwikkelingen, die banen zullen scheppen in onze industrie en onze dienstensector.

Een eerste voorbeeld van die evolutie zijn de biobrandstoffen, die naast de voordelen qua duurzame ontwikkeling en een vermindering van onze energieafhankelijkheid, aanzienlijke investeringen in het Noorden en in het Zuiden van het land mogelijk zullen maken, alsook de creatie van honderden nieuwe jobs.

Met de recente oprichting van de Ghent Bio-Energy Valley, in samenwerking met de universiteit, de stad en de haven van Gent, tonen verschillende industrieën uit het Gentse het belang van deze sector aan in termen van investering en het scheppen van werkgelegenheid.

In het raam van mijn bevoegdheden inzake het wetenschapsbeleid wil ik 2 recente initiatieven aankaarten. Ten eerste is het meerjarige programma 2005-2009 `Wetenschap voor een duurzame ontwikkeling', met een budget van meer dan 80 miljoen euro, een uitzonderlijke kans om kennis te ontwikkelen in deze sleutelsector. Wij kunnen de onbetwistbare ervaring van onze onderzoekers benutten, die een internationale reputatie hebben opgebouwd. Ten tweede heeft het BIPIB platform (Belgian Interdisciplinary Platform for Industrial Biotechnology), dat ik begin dit jaar heb opgericht, nu zijn verslag voorgesteld. Dit platform werkt een strategie uit op korte, middellange en lange termijn voor de ontwikkeling van biotechnologie in België. Bijvoorbeeld wat het onderzoek inzake biofuel voor het transport betreft, beveelt het platform de tweede generatie van bio-energie aan.

Wat uw derde vraag betreft, zou ik u graag herinneren aan het initiatief dat ik genomen heb tijdens mijn missie op Antarctica aan het einde van vorig jaar met Alain Hubert. Ik heb de wedstrijd `Pole-Position' in het secundair onderwijs opgestart. Deze wedstrijd is reeds een groot succes: 76 teams (42 Nederlandstalige en 34 Franstalige) hebben zich reeds ingeschreven, wat de interesse aantoont van de leerkrachten en van onze jeugd voor dit thema.

De conclusie die uit het rapport van de FRDO kan getrokken worden is dat de verschillende Gewestelijke klimaatplannen tezamen met de maatregelen van de Federale regering, met name deze genomen op de bijzondere ministerraad in Oostende van vorig jaar gebundeld moeten worden in één nationaal klimaatplan om voor een betere coherentie te zorgen. Tevens moet er in dit plan nu al een strategie van post 2012 gedefinieerd worden. Het doet mij plezier dat ook de FRDO erkent dat nu al werk moet worden gemaakt voor de periode na 2012 wanneer de eerste verbintenisperiode van het Kyotoprotocol vervalt.

Verder valt sterk op dat we dringend meer aandacht moeten hebben voor de emissies van de transportsector en van de verwarming van gebouwen, zowel voor gezinnen als de dienstensector. Tot nu toe werd er een groot deel van de emissiebeperkingen gerealiseerd in de industrie waar dit het goedkoopst kan gebeuren. In de toekomst is het echter onhoudbaar dat de emissies van transport en verwarming blijven stijgen terwijl we nu al voor 2020 moeten denken aan strategieën om onze emissies met 15 tot 20% te reduceren, dit binnen een Europees kader.

Uiteraard moeten we er blijven over waken dat het niet de verkeerde kant op gaat met onze broeikasgasemissies. De catastrofale stijging van onze broeikasgasemissies, die enkele jaren geleden nog werd aangekondigd, is er niet gekomen. Onze emissies onder het Kyotoprotocol zijn op dit moment 0,6% hoger dan deze van het basisjaar onder het Kyotoprotocol. We moeten eigenlijk tussen nu en 2012 evolueren naar een daling met 7,5% ten opzichte van dit basisjaar. Dit is niet onmogelijk, zoals ook het recente rapport genaamd `Het milieu in Europa - Toestand en verkenning 2005' van het Europees Milieuagentschap aantoont. Hierin wordt gesteld dat `België op weg lijkt om de Kyotodoelstelling (7,5% onder het niveau van 1990) te halen'.

We moeten ons geen illusies voorhouden. Om dit te behalen zal het gevoerde beleid (gaande van de windmolens in de Noordzee tot de belastingverminderingen voor energie, efficiënte besparingen) constant bijgeschaafd en zonodig verstevigd worden. Daarom zal er in de eerste helft van volgend jaar alleszins op federaal vlak een grondige evaluatie komen van de maatregelen aangekondigd op de bijzondere ministerraad van Oostende aangaande het klimaatbeleid.

Op de vraag of ik het wenselijk acht maatregelen te nemen om meer mensen te overtuigen van de kansen die de aanpak van het klimaatprobleem biedt, zoals gevraagd door de FRDO, is het korte antwoord: ja.

Het is duidelijk dat de industrie al een bijdrage heeft geleverd en dat we in deze sector ons beleid moeten verder zetten. Maar als we er willen in slagen om de reducties te bereiken die noodzakelijk zijn voor een progressief klimaatbeleid, ook voor na 2012, dan zal elke Belgische inwoner aangezet moeten worden om zijn emissies vanuit de verwarming van onze huizen en bureaus en ons transport substantieel te laten dalen. Een belangrijk element hierin zal de noodzaak zijn van een kleinere energievraag. Maar dit vraagt een gedragswijziging die enkel gebeurt als de burger er van overtuigd is dat het probleem groot genoeg is om zijn gedrag te veranderen.

Spijtig genoeg doet hij dit op dit moment vaak enkel omdat de energieprijs een probleem vormt, niet omdat hij het achterliggende milieuprobleem erkent. Daarom is er in de begroting van de Federale milieudiensten voor 2006 een grote hap van het budget voorzien om volgend jaar de Belgische burger te sensibiliseren dat zijn duurzame aankopen een lange tijd impact kunnen hebben op zijn persoonlijke broeikasgasemissies.

Die bewustmaking kan er niet enkel vanuit de bevoegdheid milieu op federaal vlak komen. In de toekomst zullen alle regeringsleden van zowel de federale overheid, gewesten en gemeenschappen zicht hiervoor moeten inspannen. Ik denk alleen al aan de essentiële rol die het onderwijs hier kan spelen. Laten we niet vergeten dat dit een probleem is dat we op een tijdshorizon van 2050 bekijken en waarbij de kinderen van nu de consumenten en producenten van de toekomst zullen zijn.

Tot zover de antwoorden die ik van de Minister voor Energie heb meegekregen, maar ik ben graag bereid om vanuit mijn eigen bevoegdheid met de senatoren uitgebreid in debat te treden over deze problematiek.

J'en viens à présent à la réponse à la demande d'explications de M. Brotcorne.

Le ministre remercie M. Brotcorne de revenir sur cet élément important de l'avis. La politique climatique est effectivement encore trop souvent considérée comme une source de coûts alors que ce ne devrait pas être le cas. La politique en matière de climat peut en effet être une source potentielle de croissance pour de nouveaux secteurs.

À cet égard, le ministre trouve regrettable que la sortie du nucléaire soit souvent remise en cause ces derniers temps car c'est précisément cette mesure qui donne aux producteurs d'électricité la possibilité d'investir dans les nouvelles technologies en Belgique.

En réponse à votre deuxième question, le ministre peut vous dire qu'il partage de toute évidence ce point de vue. L'avis du CFDD s'inscrit précisément dans le cadre de la politique visant à impliquer tous les acteurs concernés dans la concertation qui doit aboutir à une telle stratégie.

Cet avis sera bien évidemment pris en compte à court terme, lors de l'évaluation fédérale des mesures climatiques telle que prévue lors du conseil des ministres d'Ostende de l'année dernière. En collaboration avec les régions, la Commission nationale Climat doit poursuivre le développement d'un Plan national climat cohérent comprenant tant des mesures fédérales que les plans Climat des trois régions.

Il est important que le CFDD ait mis l'accent sur l'introduction, dans ces plans Climat, d'une stratégie qui va au-delà de l'horizon 2012. Cet engagement figurait d'ailleurs déjà dans la déclaration de politique fédérale 2004. Il s'agit d'une matière délicate dans laquelle le ministre ne pourra prendre seul les décisions qui s'imposent. Le ministre ne se prononcera donc pas sur le résultat mais il tient tout de même à préciser que, pour alimenter le débat, non seulement l'avis du CFDD a été demandé mais que l'on prévoit également la réalisation d'études scientifiquement fondées. Après une étude préparatoire de VITO-ECONOTEC, une nouvelle étude sera consacrée à l'impact effectif de la stratégie européenne concernant les nécessaires réductions des émissions en 2020 et 2050. Elle sera réalisée par le Bureau fédéral du Plan et le ministre en attend les résultats dans le courant de 2006.

Depuis cette demande d'avis au CFDD, les acteurs concernés se sont davantage impliqués dans cette matière ; le ministre n'en veut pour preuve que la composition de la délégation belge à la Conférence des Parties de la Convention climatique qui s'est tenue à Montréal : 25 des 46 membres de la délégation représentaient les acteurs concernés visés ou stakeholders.

Le ministre ne peut que répondre par l'affirmative à votre troisième question. Il est important de comprendre que, pour avoir des chances de réussite à long terme, la politique climatique doit couvrir toutes les facettes concernées, allant de la politique énergétique, des transports et de l'aménagement du territoire à celle de l'enseignement et de la coopération au développement ; tous les membres tant du gouvernement fédéral que des gouvernements des régions et des communautés devront y apporter leur collaboration.

Concrètement, les collègues fédéraux du ministre vont participer à une évaluation des mesures convenues à Ostende l'année dernière.

De plus, dans le contexte de sa compétence fédérale relative à la politique des produits, le ministre se propose d'étendre le guide C02 de la voiture propre à des produits autres que les voitures afin de sensibiliser le consommateur belge à l'impact des achats durables sur les émissions de gaz à effet de serre en Belgique.

En ce qui concerne la dernière question, le ministre pense que c'est déjà le cas dans le contexte européen. La position belge dans la plupart des dossiers européens concernant l'environnement et l'énergie et qui traitent de la politique climatique consiste en des mesures fortement harmonisées qui ne compromettent pas inutilement la position concurrentielle de nos entreprises au sein de l'Union européenne.

De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Ik dank mevrouw Van Weert voor haar voorstel om in de Senaat een breed debat over de problematiek van de klimaatsveranderingen te organiseren.