3-110

3-110

Belgische Senaat

Handelingen

DONDERDAG 28 APRIL 2005 - NAMIDDAGVERGADERING

(Vervolg)

Mondelinge vraag van mevrouw Nele Jansegers aan de vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken over «de schorsing door de Raad van State van de drie omzendbrieven die door de Brusselse instanties werden verstuurd in het kader van het zogenaamde taalhoffelijkheidsakkoord» (nr. 3-676)

De voorzitter. - De heer Rudy Demotte, minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, antwoordt namens de heer Patrick Dewael, vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken.

Mevrouw Nele Jansegers (VL. BELANG). - Op 21 april 2005 sprak de Raad van State zich in een arrest uit over de vordering tot schorsing van de drie rondzendbrieven die door de Brusselse regering en het Verenigd College aan de Brusselse lokale besturen waren verstuurd en die tot doel hadden het zogenaamde taalhoffelijkheidsakkoord nieuw leven in te blazen. De vordering werd ingeleid door vier Brusselse Vlaamse verenigingen

Het is al de tweede keer dat de Raad van State de Brusselse instanties terugfluit. Bij arrest van 8 april 2003 schorste de Raad immers voor een eerste keer de rondzendbrieven van 18 en 19 juli 2002 van de vorige Brusselse regeringen. Nu gebeurt opnieuw hetzelfde. We zien wel een duidelijke constante in de rechtspraak van de Raad van State, maar spijtig genoeg ook in het overtreden van de taalwet door de Brusselse instanties, wat na deze nieuwe schorsing overigens opnieuw het geval dreigt te worden. Dat leiden we althans af uit de eerste reacties van verschillende Brusselse ministers op het arrest van de Raad van State.

De minister antwoordde mij vroeger al dat hij overwoog om de zaak aanhangig te maken bij het Overlegcomité, eens de definitieve uitspraak er is. Aangezien de Raad van State de Brusselse instanties nu al twee keer vrij streng heeft terechtgewezen mag nochtans met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid worden aangenomen dat de Raad van State ook deze omzendbrieven zal vernietigen.

Als de minister enigszins geloofwaardig wil blijven, dan kan hij zich niet blijven verschuilen achter het argument dat de rondzendbrieven definitief vernietigd moeten zijn alvorens in deze zaak iets te ondernemen.

Overweegt de minister deze zaak na de nieuwe reeks schorsingen eindelijk aanhangig te maken bij het Overlegcomité? Welke initiatieven zal hij nemen mochten de Brusselse toezichthoudende overheden het arrest van de Raad van State opnieuw naast zich neerleggen, wat verschillende Brusselse ministers trouwens aankondigen? Is het tenslotte voor de minister bevoegd voor het regelen van het taalgebruik in Brussel, denkbaar dat een versoepeling van de huidige taalregeling in Brussel als pasmunt kan dienen in het kader van de actuele communautaire onderhandelingen, of is dit voor hem absoluut uitgesloten?

De heer Rudy Demotte, minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid. - De drie rondzendbrieven van oktober 2004 die door de Brusselse instanties werden verstuurd zijn het gevolg van het schorsingsarrest van de Raad van State van 8 april 2003 betreffende het eerste taalhoffelijkheidsakkoord. Die rondzendbrieven werden opgesteld zonder dat de uitspraak ten gronde van de Raad van State werd afgewacht.

Het Arbitragehof heeft in zijn arrest van 10 maart 2004 als antwoord op de prejudiciële vraag van de Raad van state duidelijk gesteld dat artikel 5ter van de bijzondere wet van 12 januari 1980 betreffende de Brusselse instellingen de artikelen 10 en 11 van de grondwet niet schendt.

Het gelijkheids- en non-discriminatiebeginsel werden niet geschonden. De Raad van State moet zich daarover ten gronde uitspreken en dat is nog niet gebeurd. De minister heeft op vorige vragen van de senator en de heer De Groote geantwoord dat hij zijn houding onder meer zal bepalen op basis van de uitspraak ten gronde van de Raad van State. Zolang die uitspraak ten gronde er niet is, kan hij daarover geen oordeel vellen.

Ook nu, na de schorsingsarresten van 21 april 2005 betreffende het nieuwe Brusselse taalhoffelijkheidsakkoord van einde vorig jaar, waarvan hij overigens nog geen kennis heeft kunnen nemen, wenst hij de beslissing ten gronde van de Raad van State af te wachten en onder meer op basis daarvan zijn politieke houding te bepalen. De uitspraak zal bepalend zijn voor het agenderen in het overlegcomité. Hij loopt echter niet op de zaken vooruit en wacht de beslissing ten gronde van de Raad van State af.

Mevrouw Nele Jansegers (VL. BELANG). - Wij constateren dat de minister zich blijft verschuilen achter procedures om een onwettige toestand te laten voortduren. Brusselse ministers hebben duidelijk te kennen gegeven dat ze ook dit arrest van de Raad van State naast zich zullen neerleggen. De minister heeft niet geantwoord op mijn vraag of een versoepeling van de taalwet als pasmunt zal worden gebruikt in het dossier Brussel-Halle-Vilvoorde.