1-212

1-212

Sénat de Belgique

Belgische Senaat

Annales parlementaires

Parlementaire handelingen

SÉANCE DU MARDI 13 OCTOBRE 1998

VERGADERING VAN DINSDAG 13 OKTOBER 1998

(Vervolg-Suite)

HULDE AAN DE NAGEDACHTENIS VAN DE HEER EDWARD LEEMANS, EREVOORZITTER VAN DE SENAAT EN MINISTER VAN STAAT

HOMMAGE À LA MÉMOIRE DE M. EDWARD LEEMANS, PRÉSIDENT HONORAIRE DU SÉNAT ET MINISTRE D'ÉTAT

De voorzitter staat op en richt zich in volgende bewoordingen tot de staande vergadering. ­ Dames en heren, vandaag herdenken wij minister van Staat en erevoorzitter van de Senaat, Edward Leemans, die op 2 augustus 1998 is overleden.

Wij allen die hem hebben gekend, zullen de herinnering bewaren aan een rustig man met een hoog plichtsbesef en een relativerende kijk op de vergankelijkheid der dingen.

Ward Leemans werd op 26 april 1926 geboren in Hoboken in een arbeidersgezin met acht kinderen. Door de oorlogsomstandigheden ging hij na zijn middelbare studies aan het Xaveriuscollege te Borgerhout als elektricien werken op een scheepswerf.

Van 1947 tot 1951 studeerde hij met een studiebeurs van de KAJ politieke en sociale wetenschappen aan de KUL, waar hij assistent werd van professor De Bie in het Instituut voor Economisch en Sociaal Onderzoek.

Vervolgens was hij een aantal jaren verbonden aan de studiedienst van het Algemeen Christelijk Vakverbond.

Tegelijk werkte hij mee aan de oprichting en uitbouw van het Centrum voor Sociaal Onderzoek en stond hij in voor de contacten tussen de christelijke arbeidersbeweging en de universiteit.

Het is dan ook niet verwonderlijk dat hij mede-oprichter was en later voorzitter werd van het Hoger Instituut van de Arbeid.

Van 1957 tot 1965 was Ward Leemans hoogleraar sociologie aan de Katholieke Universiteit te Nijmegen. Hij werd er onder meer belast met de uitbouw van het Instituut voor Toegepaste Sociologie. Het mag worden gezegd dat zijn talenten ook in Nederland duidelijk werden gewaardeerd. Zo was hij voorzitter van diverse Nederlandse regeringscommissies die zich bezighielden met de studie van welzijnsproblemen.

Van 1965 af werd Ward Leemans gewoon hoogleraar aan de KU Leuven. Als commissaris-generaal en later als voorzitter van de raad van beheer van de KUL-UCL zal hij een sleutelrol spelen in de moeilijke jaren van de splitsing van de Leuvense universiteit. Het was in deze cruciale periode dat zijn talenten van geduldig bemiddelaar en van verzoener tot hun volle ontplooiing kwamen.

Zijn eigenlijke politieke loopbaan begon Ward Leemans pas op zijn 47e, toen hij in 1973 senator werd als opvolger van Gaston Eyskens.

Hij zal gedurende 18 jaar lid blijven van de Hoge Vergadering. Aanvankelijk, van 1975 tot 1980, als voorzitter van de CVP-fractie, vervolgens, van 1980-1987, als voorzitter van de Senaat.

Zijn uiteenzettingen als senator hadden de meest uiteenlopende domeinen tot onderwerp. De onderwijsproblematiek lag hem vanzelfsprekend na aan het hart, maar ook tijdens de op het eind van de jaren zeventig vaak zeer woelige begrotingsdiscussies maakte zijn mening veel indruk op zijn collega's. Tegenover de regeringsverklaringen van die jaren nam hij steeds een duidelijke positie in : het Parlement heeft het laatste woord en het is daar dat de woorden en intenties van de regering worden gewogen. De houding van Edward Leemans was steeds loyaal, doch kritisch. Hij steunde de regering, maar zijn kritiek op de laattijdige indiening van de begroting, om slechts één voorbeeld uit die periode aan te halen, was onverbiddelijk. Ze viel dan ook niet in dovemansoren.

En tant qu'homme et en tant que politique, Ward Leemans était en quelque sorte le timonier appelé à guider le Sénat dans la tourmente des années 80, pour ensuite contribuer à mettre en chantier la vaste réforme radicale des institutions.

À peine avait-il été élu président du Sénat qu'il insistait déjà pour que les sénateurs engagent une discussion interne, fondamentale, sur l'avenir de leur institution. Il soulignait que toutes les réformes antérieures du Sénat avaient été imposées de l'extérieur et, déclarait : « La Haute Assemblée semblait, par nature, trop conservatrice pour envisager elle-même quelque changement. La question que je pose (...) : aujourd'hui, dans la situation nouvelle qui vient d'être créée, n'est-il pas tout indiqué que nous gardions cette fois nous-mêmes l'initiative ? Et si votre réponse est affirmative, ne devons-nous pas nous efforcer d'arriver le plus tôt possible à un accord entre nous, quant à notre propre avenir ? »

C'est finalement sous sa présidence que les deux grandes réformes de l'État virent le jour et je ne vous étonnerai pas en disant qu'il joua un rôle prépondérant dans les discussions qui les précédèrent.

Le fait qu'à cette époque déjà, il considérait le futur Sénat comme un intermédiaire entre les communautés, les régions et les institutions fédérales, témoigne de son intelligence politique. De même, il préconisait le droit d'évocation afin de concrétiser le rôle permanent, mais modifié, que jouerait notre assemblée.

Dans un ouvrage scientifique relatif à la réforme de l'État publié après qu'il eut quitté la présidence, il exposait, dans le style lapidaire et limpide qui était le sien, comment il voyait le futur Sénat. Il mettait en garde, entre autres, contre le risque de voir la Chambre et le Sénat faire double emploi, ce qui, à ses yeux, mènerait inévitablement à un monocaméralisme de fait. Il affirmait également qu'une éventuelle limitation des compétences du Sénat en ce qui concerne le contrôle politique et la sanction du gouvernement n'était pas forcément synonyme de diminution radicale de la signification politique du Sénat. Je le cite une fois encore : « L'absence d'un droit de sanction ne doit pas ­ non plus ­ avoir nécessairement pour effet de réduire le Sénat au silence politique. Il devrait conserver un droit à l'information et à la parole. »

We mogen stellen dat het werk verricht door de Senaat sinds 1995, de juistheid van zijn inzichten heeft bewezen.

Dankzij zijn onschatbare ervaring, politiek inzicht en realistische mensenkennis slaagde hij erin om zelfs in de meest netelige kwesties een uitweg te vinden die alle betrokken partijen genoegen kon schenken.

Ward Leemans was de bemiddelaar ten voeten uit : aan de universiteit, in de Senaat, binnen zijn partij, in de landelijke politiek.

Als er vandaag in de Senaat op een serene en ongecomplexeerde wijze over tal van onderwerpen kan worden gedebatteerd, ook over de partijgrenzen heen, dan is dat in niet geringe mate te danken aan de open en luisterbereide wijze waarop Ward Leemans zijn voorzitterschap uitoefende.

Telkens zette hij zich in voor het bouwen van bruggen : tussen de wereld van de werknemers en de universiteit, bij de splitsing van de Leuvense universiteit, bij de vormgeving van onze federale wetgevende instellingen en later opnieuw bij het organiseren van een samenwerkingsverband tussen, opnieuw, de universiteit en de diverse geledingen van Caritas Catholica Vlaanderen.

Vanuit zijn christen-democratische idealen, zijn sociale ingesteldheid, zijn kalme maar vastberaden gedrevenheid, zijn scherp verstand, zal hij in onze dankbare herinnering gegrift blijven als de verzoener, de bemiddelaar, de man van de dialoog, de trouwe onvergetelijke vriend.

De Hoge Vergadering biedt zijn echtgenote en zijn kinderen nogmaals haar innige deelneming aan.

Het woord is aan de eerste minister.

De heer Dehaene, eerste minister. ­ Mijnheer de voorzitter, namens de regering sluit ik mij aan bij de hulde die u bracht ter nagedachtenis aan minister van Staat en erevoorzitter van de Senaat, Ward Leemans.

Ward Leemans was terzelfder tijd een man van de wetenschap, een wetenschapper van groot formaat én een geëngageerd man, zowel in zijn sociale leven als in de politiek.

Le ministre d'État Leemans, ancien président du Sénat, n'a jamais renié ses débuts dans les rangs de la JOC et de la CSC. Toute se vie, il s'est préoccupé du bien-être des travailleurs et des plus démunis.

Hij zal in onze herinnering voortleven als een rechtlijnig man, als een christen-democraat die trouw bleef aan zijn overtuigingen. Hij was een goed en geëngageerd mens, die zijn land, de universiteit en vooral zijn geliefde arbeidersbeweging en de minstbedeelden, op de eerste plaats de gehandicapten, nooit is vergeten en zeer veel gunsten heeft bewezen.

Namens de regering betuig ik tevens mijn deelneming aan de Senaat, aan de echtgenote, de kinderen, de familie en de vrienden van de overledene.

De staande vergadering neemt enkele ogenblikken stilte in acht

Dames en heren, onze agenda voor vandaag is afgewerkt.

Notre ordre du jour est ainsi épuisé.

De Senaat vergadert opnieuw op donderdag 15 oktober 1998 om 15 uur.

Le Sénat se réunira le jeudi 5 octobre 1998 à 15 heures.

De vergadering is gesloten.

La séance est levée.

(De vergadering wordt gesloten om 15.35 uur.)

(La séance est levée à 15 h 35.)