GR 10

Belgische Senaat
Gewone Zitting 2001-2002
Parlementaire
onderzoekscommissie
«Grote Meren»

Hoorzittingen
Vrijdag 8 februari 2002
Namiddagvergadering
Verslag

GR 10

Sénat de Belgique
Session ordinaire 2001-2002
Commission d'enquête
parlementaire
«Grands Lacs»

Auditions
Vendredi 8 février 2002
Réunion de l'après-midi
Compte rendu

Hoorzitting met mevrouw Annemie Neyts-Uyttebroeck, minister toegevoegd aan de minister van Buitenlandse Zaken

Audition de Mme Annemie Neyts-Uyttebroeck, ministre adjointe au ministre des Affaires étrangères

(Voorzitter: de heer André Geens)

(Présidence de M. André Geens)

Mevrouw Annemie Neyts-Uyttebroeck, minister toegevoegd aan de minister van Buitenlandse Zaken, belast met Landbouw. - Ik zal een uiteenzetting geven over het Kimberley-proces dat tot doel heeft om een systeem op te stellen dat de legaliteit van de diamanthandel kan verzekeren of in ieder geval aanzienlijk kan verbeteren.
In mei 2000 vond in Kimberley, op initiatief van de SADC, Southern African Development Community, een vergadering plaats met als doel het opstarten van informeel overleg over de problematiek van conflictdiamant. De Belgische regering was op die vergadering vertegenwoordigd, maar ook NGO's en de vertegenwoordigers van de diamantindustrie namen er aan deel. Deze bijeenkomst was de aanzet van een lange reeks vergaderingen die later het Kimberleyproces werden genoemd.
Een eerste vergadering op ministerieel niveau greep plaats in Pretoria in september 2000. In de conclusies van Pretoria is er voor het eerst sprake van een certificaat van oorsprong en ook, en dat is belangrijk voor België, van de nood aan vergelijkbare en openbare statistieken.
Belangrijke diamantproducerende of -verhandelende landen, zoals Rusland, Israël en India hadden zich intussen ingepast in het Kimberleyproces, wat aanvankelijk niet het geval was.
In december 2000 werd verslag uitgebracht aan de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties en dat resulteerde in resolutie 55-56(2000) waarin de Kimberley-groep werd gemandateerd om een internationaal certificaatsysteem uit te werken voor ruwe diamant en waarin deze groep tevens werd gevraagd verslag uit te brengen aan de Algemene Vergadering van de VN ten laatste op het einde van de 56ste sessie.
Op een nieuwe vergadering, te Windhoek (Namibië), in februari 2001, werd dan een road-map van conferenties uitgewerkt, die vijf stappen bevatte: een conferentie te Brussel, een te Moskou, een te Twickenham, een te Luanda en een te Gaborone.
De energie en de middelen die de Belgische regering in nauwe samenwerking en in overleg met de Hoge Raad voor Diamant in deze kwestie hebben geïnvesteerd, hebben hun vruchten afgeworpen. De certificatiesystemen die in uitvoering van overwegend embargoresoluties van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties werden opgezet met Sierra Leone en Angola werden als internationaal model vooropgesteld. De rol van België als voortrekker in het bestrijden van conflictdiamant wordt niet betwist. De transparantie en de toegankelijkheid van onze informatie zijn ons handelsmerk geworden. De vertegenwoordigers van de Hoge Raad voor Diamant hebben er in deze commissie de aandacht op gevestigd dat België één van de weinige landen is met statistieken, die bovendien zeer gedetailleerd zijn. Dit maakt ons kwetsbaar, omdat ze door iedereen kunnen worden geraadpleegd, maar getuigt tegelijkertijd van de ernst waarmee België en iedereen die betrokken is bij de diamantindustrie en -handel te werk gaan.
Ik schets de concrete situatie. De ministeriële bijeenkomst van Gaborone in december vorig jaar heeft de essentiële elementen van een internationaal certificatiesysteem goedgekeurd. Dat systeem moet tegen het einde van 2002 volledig operationeel zijn.
Enkele inleidende beschouwingen. Ik herinner er ten eerste aan dat het de Europese Commissie is die namens de vijftien lidstaten onderhandelt. De Commissie heeft hiervoor van de Raad een exclusief mandaat gekregen op basis van artikel 133 van het Verdrag van de Europese Unie. Om echter een signaal te geven dat het hier niet louter gaat om een handelsmaterie, maar om een zaak met belangrijke politieke implicaties hebben alle lidstaten, op vraag van België, ook een gemeenschappelijk standpunt ingenomen.
Het internationaal certificatiesysteem heeft ten tweede uitsluitend betrekking op de ruwe diamant. Het is ten derde de bedoeling een versterkte en hopelijk tijdelijke controle op de handel in ruwe diamant te organiseren, met het oog op het maximaal weren van conflictdiamant uit deze handel, ook al wordt het aandeel van de conflictdiamant in de totale handel slechts op 4% geraamd.
De teksten waarin het internationaal certificatiesysteem waarover ik sprak wordt beschreven, zijn politieke en geen juridisch bindende documenten. Het is als het ware een politiek charter, maar geen verdragsrechtelijke tekst die de hele procedure van ratificatie en goedkeuring moet doorlopen.
Het document waarvan sprake, het Kimberley process working document 9/2001 bestaat uit een preambule, zes hoofdstukken en drie bijlagen.
In hoofdstuk I worden enkele termen gedefinieerd. De delicaatste opdracht was een goede definitie te vinden voor de conflictdiamant. In de definitie die uiteindelijk tot stand is gekomen, wordt verwezen naar resoluties van de VN-Veiligheidsraad en de Algemene Vergadering van de VN. Door deze dubbele verwijzing wordt de politieke verantwoordelijkheid van de Verenigde Naties in deze aangelegenheid onderstreept.
In hoofdstuk II worden de vereisten vastgelegd waaraan een Kimberley-certificaat dient te voldoen.
In bijlage 1 worden de verplichte en keuzevereisten opgesomd. Verplicht is bijvoorbeeld het vermelden van het land van oorsprong van de diamant wanneer het om een ongesorteerd lot gaat. Een importbevestigingsstrook is dan weer niet verplicht, maar wel aanbevolen.
Het opschrift dat ieder certificaat dient te bevatten, zal niet zeggen dat de zending diamant conflictvrij is, maar zal wel aanduiden dat aan alle vereisten van het Kimberley-proces voldaan is.
Er werd voor deze weg gekozen omdat meerdere landen die aan de jongste bijeenkomst deelnamen, van oordeel waren dat het een aansprakelijkheidsrisico zou inhouden het conflictvrije karakter van de zendingen te garanderen want dan wordt de instantie die de garantie geeft, aansprakelijk en niet de instantie die, eventueel in strijd met de akkoorden, diamanten vanuit een conflictzone in het handelscircuit zou hebben gebracht. Dat leek een te groot risico.
In hoofdstuk III worden de basisprincipes van het certificatiesysteem vastgelegd. In deze sectie staat een belangrijk artikel ter discussie. Dit artikel bepaalt dat deelnemers aan het proces geen handel in ruwe diamant - import of export - met niet-deelnemers kunnen voeren. Het artikel zoals het thans is geredigeerd, bepaalt dat diamanthandel enkel mogelijk is tussen landen die de politieke tekst hebben onderschreven.
Verscheidene deelnemers vrezen dat deze clausule een handelsbelemmering inhoudt die de toetsing aan de regels van de Wereldhandelsorganisatie niet zal doorstaan. De geloofwaardigheid van het systeem ligt in deze bepaling vervat. Een werkgroep binnen de Kimberley-groep zal verder onderzoeken hoe een dergelijke bepaling de conformiteitstest met de Wereldhandelsorganisatie kan doorstaan.
Sommige goederen - in dit geval diamant - zijn afkomstig uit een land dat het voorwerp uitmaakt van een geheel of een gedeeltelijk embargo. In dat geval is handel met het betrokken land niet toegestaan of mag het product waarop een embargo rust, niet worden verhandeld. Dat is duidelijk. Er rijzen evenwel problemen wanneer men handel wil drijven met een land of een gebied waar conflicten bestaan, al dan niet in sluimerende vorm, maar waarop geen embargo bestaat. De auteurs van het ontwerp meenden dit probleem op te lossen door te bepalen dat handel enkel mogelijk is tussen landen die het Kimberley-document onderschrijven en die zich er politiek toe engageren alle bepalingen te respecteren. Er wordt gevreesd dat de Wereldhandelsorganisatie deze bepaling onverenigbaar acht met de basisregels van de organisatie, namelijk dat men niet kan weigeren handel te drijven met een bepaald land.
Hoofdstuk IV behandelt de interne controle. In dit hoofdstuk wordt bepaald dat elke deelnemer de plicht heeft geloofwaardige interne controles uit te bouwen. In bijlage 2 worden daartoe een aantal aanbevelingen opgesomd.
Hoofdstuk V handelt over samenwerking en transparantie. De deelnemers aan het proces dienen elkaar te informeren over de manier waarop ze de bepalingen implementeren. Tevens dienen ze informatie te verschaffen over de resultaten en moeten ze eventuele onregelmatigheden meedelen. Deze sectie voorziet in het opstellen van statistieken die via het voorzitterschap ter beschikking moeten worden gesteld van alle deelnemers.
Bijlage 3 heeft betrekking op de oprichting van een werkgroep die formaat en methode van dergelijke statistieken en lijsten van eventuele onregelmatigheden dient te ontwikkelen. Tot op heden is België het enige land dat gedetailleerde statistieken over in- en uitvoer openbaar maakt.
Hoofdstuk VI regelt een aantal administratieve, maar niet onbelangrijke zaken. Zo is er de kwestie van het Kimberley-secretariaat. Vele deelnemers menen dat voor het goed functioneren van het systeem een secretariaat nodig is, onder meer om het voorzitterschap bij te staan bij het inwinnen en doorspelen van informatie, het organiseren van vergaderingen en het beleggen van de monitoring missions. Andere deelnemers zijn evenwel terughoudend en willen geen internationaal orgaan creëren dat op een bepaald ogenblik een eigen leven zou kunnen gaan leiden.
Hierbij wordt het argument gebruikt dat Kimberley een tijdelijk mechanisme zou moeten zijn en bijgevolg overbodig zou moeten worden eens er geen conflicten meer zijn.
In hoofdstuk VI worden tevens enkele modaliteiten uitgewerkt aangaande de verificatie van het certificatiesysteem bij de deelnemende landen. De belangrijkste verworvenheid is het feit dat review missions mogelijk moeten zijn om de tenuitvoerlegging van Kimberley op het terrein te kunnen verifiëren.
Vooraleer het Kimberley-certificatiesysteem zal kunnen worden toegepast - dit zal voor het einde van dit jaar zijn - moeten nog enkele problemen worden opgelost, zoals de compatibiliteit met de regels van de Wereldhandelsorganisatie, het formaat van het statistisch systeem of de modaliteiten voor de monitoring. Dit zal de komende weken door een aantal werkgroepen worden besproken.
Op plenaire vergaderingen die in maart in Canada en in de zomer in Zwitserland zullen worden gehouden, zullen de laatste plooien moeten worden gladgestreken.
Dit brengt me bij de volgende, voorlopige, conclusies. Ten eerste vormen de bepalingen van de overeenkomst die nu op tafel ligt, een goede basis om het probleem van de conflictdiamant grotendeels of zelfs volledig op te lossen. Zowat alle landen die een belangrijke rol spelen bij de productie, de verwerking of de handel van diamanten hebben het document onderschreven. Het Kimberley-certificatiesysteem zal echter pas volledig geloofwaardig zijn als het zo universeel mogelijk wordt toegepast. Pas dan zijn er voldoende garanties dat er geen alternatieve handelsstromen kunnen ontstaan met conflict- of andere diamanten.
Voor België mochten de bepalingen nog verder gaan; niets weerhoudt een deelnemer aan het proces er echter van strenger te zijn. Om die reden zal de Belgische regering er bij de Europese Commissie voor pleiten om verder te gaan en het internationaal erkende Belgische systeem te valoriseren.
Ten slotte volstaat de invoering op wereldschaal van een internationaal certificatiesysteem niet om het probleem van de conflictdiamant uit de wereld te helpen. Hiervoor zijn heel wat bijkomende maatregelen nodig. Zo moeten in de diamantexporterende landen controlestructuren worden ingesteld of versterkt. Dit geldt zeker voor landen in Afrika die worden geconfronteerd met permanente of punctuele conflicten. Er moeten ook concrete afspraken komen tussen de douane- en de politiediensten van de uitvoer- en de invoerlanden. Ook moeten de rijke landen in het noorden meer bereidheid tonen om dergelijke programma's te financieren.
Tot zover deze stand van zaken over de beteugeling van de handel in diamanten uit conflictzones.

Mme Annemie Neyts-Uyttebroeck, ministre adjointe au ministre des Affaires étrangères, chargée de l'Agriculture. - Le processus de Kimberley vise à assurer la légalité du commerce du diamant ou, en tout cas, à l'améliorer sensiblement.
En mai 2000, une réunion a eu lieu à Kimberley, à l'initiative du SADC, Southern African Development Community, afin d'entamer une concertation informelle sur la problématique du diamant de la guerre. Le gouvernement belge était représenté ainsi que des ONG ; des représentants de l'industrie du diamant participaient également. Le processus Kimberley était lancé.
Une première réunion au niveau ministériel eut lieu à Pretoria en septembre 2000. Dans les conclusions, il était pour la première fois question d'un certificat d'origine et de la nécessité de statistiques publiques et comparables.
Entre-temps, des producteurs importants de diamants ou des pays qui en font le commerce ont adhéré au processus de Kimberley.
En 2000, le groupe Kimberley a été mandaté par les Nations unies pour élaborer un système de certificat pour le diamant brut. On lui a également demandé de remettre un rapport à l'Assemblée générale des Nations unies au plus tard avant la fin de la 56ème session.
Lors d'une nouvelle réunion à Windhoek en février 2001, un plan fut établi pour cinq conférences.
Les moyens et l'énergie que le gouvernement belge a investis sur cette question en collaboration étroite et en concertation avec le Conseil supérieur du diamant ont porté leurs fruits. Les systèmes de certification qui ont été mis en place en exécution des résolutions d'embargo du Conseil de sécurité des Nations unies avec la Sierra Leone et l'Angola ont été préconisés comme modèle. Le rôle de pionnier de la Belgique dans la lutte contre le diamant de la guerre n'est pas contesté. La transparence et l'accessibilité de nos informations sont devenues notre image de marque. Les représentants du Conseil supérieur du diamant ont souligné en commission que la Belgique était un des seuls pays à disposer de statistiques détaillées. Cela témoigne du sérieux de la Belgique et de tous ceux qui sont concernés par l'industrie et le commerce du diamant.
Au cours de la réunion ministérielle de Gaborone en décembre de l'année dernière, les éléments essentiels d'un système de certification internationale ont été adoptés. Ce système doit être totalement opérationnel d'ici fin 2002.
La Commission européenne négocie au nom des quinze pays membres. Pour bien montrer que les implications politiques sont importantes dans ce dossier, tous les pays membres ont adopté une position commune, à la demande de la Belgique.
Le système de certification internationale concerne exclusivement le diamant brut. Il vise à organiser un contrôle renforcé et - espérons-le - temporaire sur le commerce du diamant brut, en veillant à en exclure au maximum le diamant de la guerre, même si ce dernier n'intervient, selon les estimations, que pour 4% dans le commerce total.
Les textes dans lesquels le système de certification est décrit sont d'ordre politique et ne sont pas des documents juridiques contraignants. Il s'agit en quelque sorte d'une charte politique.
Le document en question, le Kimberley process working document 9/2001 est composé d'un préambule, de six chapitres et de trois annexes.
Dans le chapitre I, la tâche la plus délicate consistait à trouver une bonne définition du diamant de la guerre. Celle-ci fait référence aux résolutions du Conseil de sécurité des Nations unies et à l'Assemblée générale des Nations unies.
Le chapitre II définit les conditions auxquelles un certificat Kimberley doit répondre.
L'annexe 1 énumère les obligations et exigences de choix. Une obligation est par exemple celle de mentionner le pays d'origine du diamant quand il s'agit d'un lot non trié.
L'inscription que chaque certificat doit comporter ne veut pas dire que l'envoi est exempt de diamants de la guerre mais elle indique que toutes les exigences du processus Kimberley sont satisfaites.
Cette voie a été choisie car plusieurs pays qui ont participé à la dernière réunion estimaient qu'il y aurait eu un risque en matière de responsabilité si l'on garantissait des envois exempts de diamants de la guerre. En effet, ce serait l'instance qui garantit qui deviendrait responsable et non celle qui aurait introduit dans le circuit commercial des diamants provenant d'une zone de conflit. Le risque semblait trop important.
Dans le chapitre III, on fixe les principes de base du système de certification. Un important article de ce chapitre dispose que les participants au processus ne peuvent pas faire le commerce du diamant brut avec les pays non participants. Selon cet article, ce commerce n'est possible qu'entre les pays ayant signé le texte politique.
Différents participants craignent que cette clause constitue un obstacle au commerce et soit jugée non conforme aux règles de l'Organisation mondiale du commerce. La crédibilité du système réside dans cette disposition. Un groupe de travail au sein du groupe de Kimberley examinera comment une telle disposition peut être mise en conformité avec les règles de l'OMC.
Certaines marchandises, en l'occurrence le diamant, proviennent d'un pays faisant l'objet d'un embargo total ou partiel. Dans ce cas, le commerce avec le pays concerné n'est pas autorisé ou le produit frappé d'un embargo ne peut pas être commercialisé. Des problèmes se posent quand on veut traiter avec un pays ou une région où des conflits existent mais où il n'y a pas d'embargo. Les auteurs du projet pensent régler ce problème en stipulant que le commerce n'est possible qu'entre les pays ayant signé le document de Kimberley et qui s'engagent politiquement à en respecter toutes les dispositions.
On craint que l'Organisation mondiale du commerce considère cette disposition comme inconciliable avec les règles de base de l'organisation, notamment le fait que l'on ne peut pas refuser de faire du commerce avec un pays déterminé.
Le chapitre IV traite du contrôle interne. Chaque participant a l'obligation de réaliser des contrôles internes crédibles. L'annexe 2 contient une série de recommandations à cet effet.
Le chapitre V traite de la collaboration et de la transparence. Les participants au processus doivent s'informer mutuellement sur la manière dont ils exécutent les dispositions. Ils doivent également donner des informations sur les résultats et faire connaître d'éventuelles irrégularités. Ce chapitre prévoit l'établissement de statistiques devant être communiquées à tous les participants par l'intermédiaire de la présidence.
L'annexe 3 concerne la création d'un groupe de travail chargé de définir la méthode à utiliser pour établir de telles statistiques et listes d'éventuelles irrégularités. Jusqu'à présent, la Belgique est le seul pays ayant publié des statistiques détaillées sur l'importation et l'exportation.
Le chapitre VI règle une série de questions administratives non dénuées d'importance. Beaucoup de participants estiment qu'un secrétariat est nécessaire pour Kimberley, entre autres pour assister la présidence lors de la collecte et la diffusion de l'information, l'organisation des réunions et la convocation des monitoring missions. D'autres sont plus réticents et ne veulent pas créer un organe international qui pourrait à un certain moment mener sa propre vie.
Ils avancent l'argument selon lequel Kimberley doit être un mécanisme temporaire, qui deviendra superflu dès lors qu'il n'y aura plus de conflit.
Dans le chapitre VI, on détaille quelques modalités relatives à la vérification du système de certification dans les pays participants. Ainsi, les review missions doivent être possibles pour vérifier sur le terrain la mise en application de Kimberley.
Avant l'entrée en vigueur du système de certification Kimberley, à la fin de cette année, certains problèmes doivent encore être réglés, comme la compatibilité avec les règles de l'Organisation mondiale du commerce, l'étendue du système statistique ou les modalités du monitoring. Des groupes de travail en discuteront dans les prochaines semaines.
Lors des réunions plénières qui auront lieu en mars au Canada et cet été en Suisse, les dernières difficultés devront être aplanies.
J'en viens à ma conclusion. D'abord, les dispositions de l'accord constituent une bonne base pour résoudre en grande partie, voire entièrement, le problème du diamant de la guerre. Pratiquement tous les pays jouant un rôle important dans la production, le traitement ou le commerce des diamants ont signé le document. Le système de certification Kimberley ne sera totalement crédible que s'il peut être appliqué de façon universelle. Ce n'est qu'ainsi qu'il y aura des garanties suffisantes qu'aucun circuit commercial alternatif des diamants de la guerre ou autres ne pourra se créer.
Pour la Belgique, les dispositions peuvent encore aller plus loin. Le gouvernement belge plaidera auprès de la Commission européenne pour que l'on aille plus loin et pour valoriser le système belge reconnu au plan international.
Enfin, l'introduction à l'échelle mondiale d'un système de certification international ne suffira pas à éradiquer le diamant de la guerre. Beaucoup de mesures complémentaires sont nécessaires. Ainsi, des structures de contrôle doivent être instaurées ou renforcées dans les pays exportateurs de diamants. Des accords concrets doivent être conclus entre les services de douane et de police des pays exportateurs et importateurs. Les pays riches du nord doivent faire preuve de bienveillance pour financer de tels programmes.

De heer Michiel Maertens (AGALEV). - Ik dank de minister voor haar duidelijke uiteenzetting over het Kimberley Process, maar merk op dat op de uitnodiging stond dat ze het zou hebben over de Task Force "Diamant". Beide hangen natuurlijk samen en om haar niet opnieuw een uiteenzetting te laten houden, kom ik meteen tot concrete vragen.
De minister heeft het Kimberleyproces op internationaal niveau bekeken. Dat moet ook, want daar begint het allemaal. Ons Belgisch certificatiesysteem wordt nu wereldwijd erkend en mag als voorbeeld dienen, ook al kan het nog sluitender worden gemaakt. In onze commissie werden al vooral politieke vragen gesteld over het systeem en de toepassing ervan en over de evolutie van de Europese regelgeving.
Hoe ligt de relatie tussen de lidstaten van de Europese Unie op dit vlak? We weten dat de Europese Commissie het thema naar zich toe heeft getrokken. Welke "smart sanctions" kan de Commissie uitwerken? De uitwerking ervan is doorgeschoven naar twee diensten. Is dat eigenlijk wel de goede weg? Indien immers de Europese regelgeving een grootste gemene deler wordt van wat er in de lidstaten bestaat, dan wordt het zeker een minder strikt systeem dan het Belgische. Moet de Commissie zich niet meer bewust worden van het feit dat ons Belgisch certificatiesysteem tot nu toe niet alleen het beste middel is om de markt te beschermen tegen de rogue states, maar ook de mogelijkheid biedt een streng beleid te voeren tegen witwaspraktijken en organisaties à la Al-Qaeda. We weten immers hoe het er in Dubai aan toe gaat en hoe Hezbollah van de illegale circuits profiteert. Ik durf de voorzitter dan ook voorstellen de heer De Vries van de sanctiecommissie uit te nodigen. Mijns inziens moet onze commissie de Europese Commissie ook schriftelijk vragen of we in onze Belgische wetgeving niet een paar links moeten leggen naar een algemene Europese wetgeving om in onze opdracht te kunnen slagen.
De minister heeft onlangs ook het covoorzitterschap van de task force "Exploitatie in Congo" op zich genomen. Dat loopt parallel met onze opdracht en is een zeer goede zaak. Zijn er voor deze nieuwe task force voldoende middelen en mensen? Welke agenda heeft ze? Kan de commissie erop rekenen geregeld een verslag te ontvangen of kan de bevoegde ambtenaar zelfs geregeld onze vergaderingen volgen?
Ik heb nog een aantal vragen over de Delcrederedienst. Is men van plan om de beslissingen over de leningen van staat tot staat aan ethische normen te onderwerpen? Dat kadert overigens in de opdracht van de onderzoekscommissie en in het algemeen Afrikabeleid van de eerste minister. Hoe meent de minister dat via de Delcredere te realiseren? Is het mogelijk de listings te bekomen van de bedrijven die de voorbije jaren, vanaf 1995, een waarborg hebben gekregen?
In het IPIS-rapport staat "... naar alle lidstaten en Europese landen; ze moeten de nodige maatregelen treffen om een einde te maken aan de handelsactiviteiten die op een directe of indirecte manier bijdragen tot de financiering van de oorlog in de DRC. Banken en verzekeringsbedrijven, inclusief de exportkredieten verleend door de staat moeten aan een onderzoek worden onderworpen." Ik denk dat de NGO's duidelijk weten waarover ze het hebben.
Is de minister bereid tegemoet te komen aan de VN-aanbevelingen aan de Belgische regering, onder meer om een tijdelijk embargo af te kondigen voor coltan.
De internationale handelsrelaties vormen de kern van het probleem. De minister heeft geregeld laten horen dat de internationale handel een probleem is voor de vrede in Afrika.

M. Michiel Maertens (AGALEV). - Je remercie la ministre pour son exposé, mais je constate que l'invitation à cette séance indiquait qu'elle parlerait de la Task Force « Diamant ».
Elle a considéré le processus de Kimberley au plan international. Notre système de certification belge est maintenant reconnu dans le monde entier et peut servir d'exemple. En commission, on a surtout posé des questions politiques sur le système, sur son application et sur l'évolution de la réglementation européenne.
Quelles sont les relations entre les États membres de l'Union européenne sur ce plan ? Quelles sanctions la Commission européenne peut-elle prendre ? La question a été confiée à deux services. Est-ce la bonne façon de travailler ? Si la réglementation européenne rassemble ce qui existe dans les États membres, on aboutira certainement à un système moins strict que le système belge. La Commission européenne ne doit-elle pas davantage prendre conscience du fait que notre système de certification est jusqu'à présent non seulement le meilleur moyen de protéger le marché contre les rogue states, mais offre aussi une politique à suivre contre le blanchiment d'argent et les organisations comme Al-Qaeda. Nous savons en effet ce qui ce passe à Dubaï et comment le Hezbollah profite des circuits illégaux. Je me permets de proposer au président d'inviter M. De Vries de la commission des sanctions. À mon sens, notre commission doit demander par écrit à la Commission européenne si nous ne devons pas, dans notre législation belge, établir quelques liens avec une législation générale européenne pour pouvoir réussir notre mission.
La ministre a repris la coprésidence de la task force « Exploitation au Congo ». Elle se poursuit parallèlement à notre mission et c'est une bonne chose. Y a-t-il suffisamment de moyens et de personnel pour cette nouvelle task force ? Quel est son agenda ? La commission peut-elle compter recevoir régulièrement un rapport ou le fonctionnaire compétent peut-il lui-même suivre régulièrement nos travaux ?
Concernant l'Office du Ducroire, a-t-on l'intention de soumettre les décisions sur les prêts d'État à État à des normes éthiques ? Cette question entre dans le cadre de la mission de la commission d'enquête et de la politique générale africaine du premier ministre. Comment la ministre compte-t-elle réaliser cela par le biais du Ducroire ? Peut-on obtenir les listings des entreprises ayant bénéficié d'une couverture depuis 1995 ?
Dans le rapport IPIS, on exhorte les pays européens à prendre les mesures nécessaires afin de mettre fin aux activités commerciales contribuant de manière directe ou indirecte au financement de la guerre en RDC. Les banques et les compagnies d'assurances ainsi que les crédits à l'exportation accordés par l'État doivent être soumis à une enquête. Je pense que les ONG savent de quoi il s'agit.
La ministre est-elle prête à répondre aux recommandations des Nations unies faites au gouvernement belge, entre autres pour annoncer un embargo temporaire pour le coltan.
Les relations commerciales internationales sont au coeur du problème. La ministre a régulièrement affirmé que le commerce international était un problème pour la paix en Afrique.

Mevrouw Annemie Neyts-Uyttebroeck, minister toegevoegd aan de minister van Buitenlandse Zaken, belast met Landbouw. - In verband met de Diamant Task Force kan ik de hoofdelementen geven. Er bestaat sedert februari 2000 een interdepartementale werkgroep waarvan het covoorzitterschap wordt waargenomen door Buitenlandse Zaken en Economische Zaken. Het kabinet van de premier, Ontwikkelingssamenwerking, Justitie, Douane, de militaire recherche, de Staatsveiligheid en het Parket zijn daarin vertegenwoordigd. De doelstellingen van de Task Force bestaan er precies in inlichtingen in te zamelen en uit te wisselen, een inventaris ervan op te stellen, bij te houden en aan te passen, alle gevoelige punten te identificeren en de nodige maatregelen voor te bereiden. Het doel is er mee zorg voor te dragen dat alles wat betrekking heeft op diamant zo transparant mogelijk zou zijn en dat het controleregime zo goed mogelijk zou kunnen werken.
Binnen de Task Force worden de Belgische standpunten inzake de illegale trafieken van diamant of van diamant afkomstig uit conflictzones behandeld. Er bestaat een brochure "diamant: de initiatieven van België" die in drie talen, Engels, Frans en Nederlands, te Windhoek in februari 2001 werd verspreid.
De acties die namens België worden ondernomen in het hele Kimberleyproces, worden ook in de Task Force voorbereid. Daarenboven waakt de Task Force erover dat de resoluties van de Veiligheidsraad in verband met de conflictdiamant, meer bepaald de resoluties betreffende Sierra Leone, Angola en Liberia, nauwgezet worden opgevolgd. In het geval van Sierra Leone werd een certificatiesysteem uitgewerkt dankzij de samenwerking van de Belgische, Britse en Amerikaanse overheden en met de expertise van de Hoge Raad voor Diamant. Dat systeem werd goedgekeurd door de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties.
De Hoge Raad heeft de Task Force bijgestaan bij haar werk. De Task Force heeft inmiddels een subgroep opgericht, met name de Task Force Diamond Intelligence, die als opdracht heeft om de actie van de diverse diensten in verband met de strijd tegen illegale trafieknetwerken en trafikanten op te voeren. Daar wordt vooral alle informatie die kan worden opgespoord, ingezameld en uitgewisseld.
Binnen de administratie zullen binnenkort twee extra mensen worden gelast met de bestrijding van de uitbuiting van de natuurlijke rijkdommen van Congo. De beleidslijnen die daarbij worden gevolgd, zijn precies dezelfde als deze die in verband met diamant worden gevolgd, namelijk dat de resoluties van de Algemene Vergadering of van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties zeer nauwgezet worden opgevolgd.
De relatie tussen de commissie en de lidstaten is niet altijd even eenvoudig omdat de commissie of de mensen die de commissie in deze aangelegenheid vertegenwoordigen, op het ambtelijke vlak naar ons gevoel soms een al te economische benadering van de problematiek ten toon spreiden.
Daarom hebben wij, in overleg met andere regeringen die eveneens sedert jaren actie voeren tegen de handel in illegale en conflictdiamant, er tijdens het Belgische voorzitterschap voor gezorgd dat de Commissie een duidelijk onderhandelingsmandaat kreeg, waarbuiten ze niet kan en mag treden. Daarin staat heel duidelijk dat controles die op aanbeveling van de Commissie zouden worden opgezet, niet minder streng mogen zijn dan de huidige.
In verband met de sancties, smart sanctions of andere, kan ik u zeggen dat een dergelijke aangelegenheid altijd in de Raad Algemene Zaken moet komen. Sancties die door de Verenigde Naties of de Veiligheidsraad zijn afgekondigd, worden natuurlijk nageleefd, ook door alle lidstaten van de Europese Unie. Ik heb toch nog niet anders geweten dan dat deze sancties altijd eerst in de Algemene Raad komen waar de ministers van Buitenlandse Zaken en hun eventuele adjuncten aanwezig zijn.
Na de aanslagen van 11 september 2001 zijn er in de Europese Unie maatregelen getroffen - vooral voorbereid door de Commissie, de Raad Binnenlandse Zaken en de Raad Justitie - met het oog op de bestrijding van witwaspraktijken en netwerken die zich rechtstreeks of onrechtstreeks met terrorisme inlaten. U kent ze. Ze bestaan onder meer in het opstellen van een strikt confidentiële lijst van de organisaties en personen ten aanzien van wie er een vermoeden bestaat dat zij links hebben met het internationale terrorisme en die het voorwerp zijn van alle vormen van bewaking. U zult begrijpen dat die lijst vertrouwelijk is.

Mme Annemie Neyts-Uyttebroeck, ministre adjointe au ministre des Affaire étrangères, chargée de l'Agriculture. - En ce qui concerne la Task Force, je puis vous communiquer les éléments suivants. Depuis février 2000, il existe un groupe de travail interdépartemental dont la vice-présidence est assurée par les Affaires étrangères et les Affaires économiques. Le cabinet du premier ministre, la Coopération au développement, la Justice, l'Administration des douanes, la Recherche militaire, la Sûreté de l'État et le Parquet y sont représentés. Les objectifs de la Task Force sont, notamment, de rassembler et d'échanger des informations, d'en dresser un inventaire, de les tenir à jour et d'identifier les points sensibles en vue de rendre le secteur du diamant aussi transparent que possible et de faciliter le contrôle.
La Task Force est chargée de déterminer la position de la Belgique quant au trafic de diamant ou au diamant de la guerre. Une brochure à ce sujet a été distribuée à Windhoek en février 2001.
Les actions entreprises dans le cadre du processus de Kimberley au nom de la Belgique sont aussi préparées au sein de la Task Force. La Task Force veille également à ce que les résolutions du Conseil de sécurité relatives au diamant de la guerre - en particulier les résolutions relatives à la Sierra Leone, à l'Angola et au Liberia - soient respectées. Dans le cas de la Sierra Leone, un système de certification a été mis au point en collaboration avec les autorités britanniques et américaines et l'expertise du Conseil supérieur du diamant. Ce système a été approuvé par le Conseil de sécurité des Nations unies.
Le Conseil supérieur a assisté la Task Force dans sa tâche. Entre-temps, la Task Force a constitué un sous-groupe, la Task Force Diamond Intelligence, chargé d'intensifier les actions des divers services luttant contre les réseaux et les trafiquants.
D'ici peu, deux personnes supplémentaires au sein de l'administration seront chargées de la lutte contre l'exploitation des richesses naturelles du Congo.
Les relations entre la Commission et les États membres ne sont pas toujours simples parce que la commission ou les personnes qui la représentent ont parfois une approche trop économique de la problématique.
C'est pour cette raison que nous avons veillé, en concertation avec les autres gouvernements, à ce que la Commission reçoive un mandat de négociation en dehors duquel elle ne peut intervenir. Celui-ci précise que les contrôles préconisés par la Commission ne peuvent être moins sévères que les contrôles actuels.
Quant aux sanctions, celles-ci doivent toujours être soumises au Conseil des Affaires générales. Les sanctions préconisées par les Nations unies ou par le Conseil de sécurité sont naturellement respectées par tous les États membres de l'Union européenne. Pour autant que je sache, ces sanctions sont toujours soumises en premier lieu au Conseil général où les ministres des Affaires étrangères et leurs adjoints éventuels sont présents.
Après les attentats du 11 septembre 2001, différentes mesures ont été prises au sein de l'Union européenne pour lutter contre le blanchiment d'argent et les réseaux impliqués directement ou indirectement dans le terrorisme. Il s'agit, en outre, de l'établissement d'une liste, strictement confidentielle, des organisations et des personnes suspectées d'avoir un lien avec le terrorisme international et qui font l'objet d'une surveillance. Vous comprendrez que cette liste soit confidentielle.

Mevrouw Erika Thijs (CD&V). - Een onderzoekscommissie kan die lijst misschien wel opvragen.

Mme Erika Thijs (CD&V). - Une commission d'enquête pourrait peut-être réclamer cette liste ?

Mevrouw Annemie Neyts-Uyttebroeck, minister toegevoegd aan de minister van Buitenlandse Zaken, belast met Landbouw. - Dat zal bijzonder moeilijk zijn omdat het gaat om een lijst van de Europese Unie, van de Commissie.
Een tweede lijst bevat de organisaties en personen van wie haast vaststaat dat ze zich inlaten met terroristische activiteiten. Die lijst is niet geheim. Het Europees Parlement kent die lijst. Daarin zijn opgenomen de organisaties en personen die voorkomen op de desbetreffende resolutie van de VN-Veiligheidsraad en de personen en organisaties die eraan toegevoegd zijn door de Europese Unie. Men doet zijn uiterste best om te voorkomen dat dergelijke lijsten strijdig zouden zijn met de basisbeginselen van de bescherming van het privé-leven, van de vrijheid van beweging, enzovoort. Iemand komt niet op die lijst omdat er tegen hem een zeker vermoeden bestaat of omdat hij in een of ander rapport wordt vermeld. Dat wordt zorgvuldig besproken in een bijzondere werkgroep van de COREPER van de Europese Unie. Die lijst is relatief confidentieel, maar niet geheim. Daarnaast zijn er vanzelfsprekend nog de besprekingen en het akkoord inzake het Europees aanhoudingsmandaat.
U vraagt naar het verband tussen de Europese en de Belgische wetgeving. Inzake sancties pleit men niet voor wetgeving, maar wel voor een politiek besluit waardoor sancties die door de Verenigde Naties werden uitgevaardigd, ook toepasbaar worden verklaard voor de Europese Unie en de lidstaten. Zo werd er om redenen die u bekend zijn, op de jongste vergadering van de Raad Algemene Zaken een besluit getroffen betreffende Zimbabwe.
Wat de Delcrederedienst, de leningen van staat tot staat en de handel en wandel van bepaalde bedrijven betreft, wordt ervoor gezorgd dat het regeringsbeleid past binnen de algemene en ethische krijtlijnen, en ook binnen de OESO-normen. Zo worden de beginselen van de OESO inzake het loskoppelen van ontwikkelingshulp strikt nageleefd, ook al zijn we ons ervan bewust dat het verdedigen van economische belangen hierbij een rol speelt. Ten aanzien van de betrokken landen wordt wel degelijk een appreciatie geformuleerd, die ook politieke elementen bevat. Men zou kunnen zeggen dat dit een omweg is omdat er een categorisatie van de landen werd opgesteld, die het financiële risico weergeeft, maar waarbij ook rekening wordt gehouden met de politieke situatie. Een conflictsituatie bedreigt de stabiliteit van een land en doet het financiële risico toenemen. Bovendien zijn er landen waar wij zeker geen investeringen aanmoedigen, ook niet via overheidsmaatregelen.
Ik ben niet de enige die bevoegd is voor het toezicht op de nationale Delcrederedienst. Ook de ministers van Economische Zaken, Financiën en Buitenlandse Zaken dragen op dat vlak verantwoordelijkheid. Het is dus niet enkel aan mij om te beslissen of dergelijke lijsten al dan niet kunnen worden meegedeeld. Daarover moet ik eerst overleg plegen.
Ik zal trachten geen waardeoordeel uit te spreken over de rapporten die door allerlei NGO's worden opgesteld. Ik wil enkel zeggen dat er een groot verschil bestaat tussen de NGO's onderling. Zoals uit een document van de Hoge Raad voor Diamant is gebleken, worden in VN-rapporten soms per vergissing namen geciteerd, die naderhand niet correct blijken te zijn. Men mag niet te vlug denken dat een bedrijf zich aan ethisch onoorbare praktijken bezondigt.
Een tijdelijke ban op coltan of op andere producten is uitsluitend zinvol op het niveau van de Europese Unie als geheel. Ik weet niet of er initiatieven in die zin bestaan. Ik wil er echter op wijzen dat de waarde van coltan volgens het VN-rapport en de bijlagen ervan ongelofelijk is gedaald.
De straatwaarde van coltan is gedaald van een piek van 300 dollar per pond tot nog 20 dollar per pond. Die prijsdaling is er mede gekomen door de internationale druk en de strenge rapporten.
Iedereen weet dat er een dilemma bestaat over de houding die moet worden aangenomen tegenover conflictzones. De leden hebben in de bijlagen van het VN-rapport ongetwijfeld gelezen dat Congo niet alleen wordt geconfronteerd met een grootscheepse uitbuiting van zijn natuurlijke rijkdommen, maar ook van de human resources. De bevolking is het allergrootste slachtoffer. Iedereen moet zich dan ook afvragen wat we best kunnen doen. Moeten we ons afkeren van een gebied omdat er op politiek en militair vlak vreselijke zaken gebeuren? Met het gevolg dat we de bevolking volledig aan haar lot overlaten. Of moeten we toch nog een aantal dingen proberen te doen? Ik ben ongetwijfeld niet de enige die met een dubbel gevoel zit als ik vaststel dat in een bepaald gebied humanitaire hulp wordt verstrekt en dat daarvoor een akkoord moet worden gesloten met de strijdende partijen. Het is een ambigue situatie waarmee we rekening moeten houden wanneer we ons beleid bepalen tegenover zones die door conflicten worden verscheurd. Dat geldt zeker als het gaat om conflicten die al lang aanslepen en waarvan het einde nog niet in zicht is. Als we beslissen de bevolking niet aan haar lot over te laten dan is de vraag welke vormen van steun we willen verlenen en langs welke kanalen?

Mme Annemie Neyts-Uyttebroeck, ministre adjointe au ministre des Affaires étrangères, chargée de l'Agriculture. - Ce sera particulièrement difficile parce qu'il s'agit d'une liste de la Commission européenne.
Une deuxième liste reprend les organisations et personnes dont il est quasiment sûr qu'elles sont impliquées dans des activités terroristes. Cette liste n'est pas secrète, elle est connue du Parlement européen.
Nous faisons de notre mieux pour que ces listes respectent les principes de base en matière de protection de la vie privée, de la liberté de mouvement, etc. Une personne ne figure pas sur cette liste simplement parce que des soupçons pèsent sur elle ou parce que son nom figure dans l'un ou l'autre rapport. Cette décision est prise après une discussion approfondie au sein d'un groupe de travail spécial du COREPER de l'Union européenne. Cette liste est relativement confidentielle mais pas secrète. En outre, il y a évidemment encore les discussions et l'accord relatif au mandat d'arrêt européen.
Vous voulez savoir quel est le rapport entre la législation européenne et la législation belge. En matière de sanctions, nous ne plaidons pas en faveur d'une législation mais bien pour une décision politique qui imposerait les sanctions préconisées par les Nations unies à l'Union européenne et aux États membres. C'est dans ce sens qu'une résolution a été prise en ce qui concerne le Zimbabwe lors d'une récente réunion du Conseil des Affaires générales.
En ce qui concerne l'Office du Ducroire, les prêts d'État à État et les agissements de certaines entreprises, nous veillons à ce que la politique du gouvernement soit conforme à l'éthique et aux normes de l'OCDE.
L'appréciation formulée à l'égard des pays concernés contient bel et bien des éléments politiques. On pourrait dire qu'il s'agit d'une voie détournée car on a classé les pays en tenant compte du risque financier et de la situation politique. Une situation conflictuelle menace la stabilité d'un pays et augmente le risque financier. En outre, dans certains pays, nous n'encourageons certainement pas les investissements.
Les ministres des Affaires économiques, des Finances et des Affaires étrangères sont également compétents pour le contrôle exercé sur l'Office national du Ducroire. Je ne suis donc pas la seule à pouvoir décider de communiquer ou non de telles listes.
J'essayerai de ne pas émettre de jugement de valeur sur les rapports rédigés par diverses ONG. Je dis simplement qu'elles sont très différentes les unes des autres. Selon un document émanant du Conseil supérieur du diamant, il semblerait que certains noms cités dans des rapports des Nations unies ne soient pas corrects. On ne peut conclure trop hâtivement qu'une entreprise se livre à des pratiques contraires à l'éthique.
Un boycott temporaire du coltan ou d'autres produits au niveau de l'Union européenne me semble judicieux. Je ne sais pas si des initiatives ont déjà été prises en ce sens. Selon le rapport des Nations unies et ses annexes, la valeur du Coltan a sensiblement diminué.
La valeur marchande du coltan est passée de 300 à 20 dollars la livre. Cette diminution de prix est intervenue à la suite de la pression internationale et des rapports sévères.
Chacun sait que les opinions divergent quant à l'attitude à adopter à l'égard des zones de conflit. Les membres ont pu lire, dans les annexes du rapport des Nations unies, que le Congo était confronté non seulement à une exploitation à grande échelle de ses richesses naturelles mais aussi de ses ressources humaines. La population en est la principale victime. Que pouvons-nous faire ? Devons-nous nous détourner d'une région et abandonner à son sort toute une population parce que des faits horribles s'y produisent sur le plan politique et militaire ou essayer quand même de faire quelque chose ? Je ne suis certainement pas la seule à avoir ce double sentiment. C'est une situation ambiguë dont nous devons tenir compte lors de la détermination de notre politique à l'égard de zones déchirées par des conflits, surtout lorsqu'il s'agit de conflits qui s'éternisent et dont on ne voit pas la fin. Si nous décidons de ne pas abandonner la population à son sort, nous devons-nous interroger sur la forme du soutien que nous voulons apporter.

Mevrouw Erika Thijs (CD&V). - De minister had het over de interkabinettenwerkgroep die is opgericht in april 2001 na het eerste VN-rapport. We vragen ons af of de werkgroep intussen al een rapport heeft uitgebracht. Zo ja, dan is het natuurlijk bijzonder interessant dat onze commissie daarover kan beschikken, want twee instellingen die naast elkaar aan hetzelfde werken, dat is een beetje zinloos.
Ik vraag me ook af of we niet meer bilaterale verdragen moeten sluiten met de landen in conflictgebieden, zodat we ter plaatse meer controle kunnen uitoefenen. We weten allemaal dat er diamantstromen in ons land uitmonden.
Volgens het VN-rapport is er in Antwerpen geen controle. Peter Meeus van de Hoge Raad voor Diamant heeft met overtuiging het tegendeel beweerd. Maar daartegenover staan de uitspraken van Johan Peleman van IPIS die zelfs pleit voor het oprichten van een onderzoekscommissie in België om druk uit te oefenen op de Hoge Raad voor Diamant. Wat vindt de minister daarvan? Zou het goed zijn een Europees of VN-embargo in te stellen tegen diamanthandel uit conflictgebieden?
Hoe er staat het met de uitwerking van een gedragscode voor bedrijven die actief zijn in conflictzones? In zijn antwoord op een parlementaire vraag net voor het zomerreces verklaarde staatssecretaris Boutmans dat het daarvoor hoog tijd was, maar dat dit zou worden doorgeschoven naar de task force. Is er dus al een gedragscode en wordt hij toegepast?
De minister van Buitenlandse Zaken wees er onlangs op dat we de hele diamanthandel juridisch wel in orde kunnen brengen, maar dat de zaak ook een moreel en politiek aspect heeft. Zelfs als we zorgen voor een gesloten circuit, kunnen we dan wel rekenen op de diamanthandelaars? Hoe gemakkelijk kan diamant door het ontbreken van controle immers niet via een alternatieve weg worden ingevoerd en hoe kan de Kimberley-conferentie dat beletten? Zijn er in België al ooit conflictdiamanten gevonden en worden die dan in beslag genomen?

Mme Erika Thijs (CD&V). - La ministre a parlé d'un groupe de travail intercabinets créé en avril 2001 après la publication du premier rapport de l'ONU. Nous nous demandons si ce groupe de travail a depuis lors remis un rapport. Si c'est le cas, il serait bien entendu particulièrement intéressant que notre commission dispose de ce document, car voir deux institutions réaliser le même travail n'aurait guère de sens.
Je me demande également si nous ne devons pas conclure des traités bilatéraux avec les pays situés dans les régions en guerre, de manière à ce que nous puissions exercer un contrôle accru sur place. Nous savons tous que des flux de diamants aboutissent dans notre pays.
Selon le rapport de l'ONU, aucun contrôle n'est exercé à Anvers. Peter Meeus, du Conseil supérieur du diamant, a fermement prétendu le contraire. Par contre, Johan Peleman, de l'IPIS, plaide pour la création d'une commission d'enquête en Belgique afin de faire pression sur le Conseil supérieur du diamant. Qu'en pense la ministre ? Serait-il opportun que l'Europe ou les Nations Unies décrètent un embargo sur le commerce de diamants provenant des zones de conflits ?
Où en est l'élaboration d'un code de bonne conduite pour les entreprises actives dans ces régions ? Dans sa réponse à une question parlementaire juste avant les grandes vacances, le secrétaire d'État Boutmans a déclaré qu'il était grand temps de disposer d'un tel code mais que sa rédaction serait confiée à la task force. Ce code existe-t-il déjà et est-il appliqué ?
Le ministre des Affaires étrangères a récemment fait remarquer que nous pouvons rétablir un ordre juridique dans l'ensemble du commerce du diamant mais que l'affaire possède aussi un aspect moral et politique. Même si nous mettons en place un circuit fermé, pouvons-nous compter sur la collaboration des négociants en diamants ? Dans quelle mesure les diamants peuvent-il facilement être introduits dans un réseau alternatif en raison de l'absence de contrôle ? La conférence de Kimberley peut-elle l'empêcher ? Des diamants de la guerre ont-ils déjà été découverts en Belgique et ont-ils été saisis ?

De heer Michiel Maertens (AGALEV). - Mevrouw Neyts heeft gelijk als ze zegt dat ook de human resources worden uitgebuit. We hebben gehoord van de trieste verkrachtingen door de rebellen van RCD-Goma. Het is duidelijk dat seks en aids in Oost-Congo als wapen worden gebruikt met alle menselijke verwoestingen van dien. Kan het verhaal van dokter Debaille geen aanleiding zijn om aan Rwanda nieuwe eisen te stellen op diplomatiek en economisch vlak?

M. Michiel Maertens (AGALEV). - Mme Neyts a raison d'affirmer que les ressources humaines sont elles aussi exploitées. Nous avons entendu parler des viols commis par les rebelles du RCD-Goma. Il est évident que le sexe et le sida sont utilisés comme des armes dans l'Est du Congo, avec tous les ravages humains qu'ils entraînent. L'affaire du Dr Debaille ne pourrait-elle pas être l'occasion d'imposer au Rwanda de nouvelles exigences diplomatiques et économiques ?

Mevrouw Annemie Neyts-Uyttebroeck, minister toegevoegd aan de minister van Buitenlandse Zaken, belast met Landbouw. - Een rapport van de ad hoc werkgroepen over de uitbuiting van de natuurlijke rijkdommen van Congo zal over enkele maanden aan de ministerraad worden voorgelegd. Ik vermoed dat het nadien een openbaar stuk zal worden waarover dan ook kan worden gedebatteerd.
De Hoge Raad voor Diamant is van plan certificatiesystemen te ontwikkelen voor diamant uit conflictlanden of landen die eraan grenzen. Dergelijke systemen moeten evenwel door de VN-Veiligheidsraad worden goedgekeurd. Certificatie lijkt mij doeltreffender dan bilaterale akkoorden. In conflictlanden is er immers niet altijd een overheid aanwezig om een bilateraal akkoord mee te sluiten. Als er zoals in Congo, wel een regering en dus een gesprekspartner is, dan is het mogelijk bij te dragen tot een verbetering van de toestand.
Dat er geen controle in Antwerpen zou bestaan, verbaast me uitermate. Ik heb tot tweemaal toe met eigen ogen gezien dat het omgekeerde waar is: een eerste keer jaren geleden bij een eerste bezoek aan Antwerpen, en een tweede keer enkele weken geleden. Elke binnengekomen partij diamant al dan niet gesorteerd, wordt in Antwerpen gecontroleerd door experts die de steentjes letterlijk tegen het licht houden, onder de loep bekijken, certificeren en de waarde ervan schatten.
De Kimberley-landen zijn overeengekomen dat het Kimberley-certificaat moet worden uitgereikt door het land van waaruit de diamant vertrekt. Wanneer er meer diamant vertrekt dan er redelijkerwijze kan worden gedolven in het land dat het certificaat verstrekt, moet dat land aan de hand van importstatistieken aantonen dat het het overeenstemmende verschil heeft geïmporteerd. Zover zijn we dus nog niet, maar het is toch al afgesproken.
Er zijn in Antwerpen verschillende organisaties die diamant verhandelen. Daar hangen in de hal grote zwarte borden met namen en adressen van personen die betrapt zijn op het niet respecteren van de regels, ofwel omdat ze zich uit de voeten hebben gemaakt met diamant waarvan ze niet de eigenaar waren, ofwel omdat het vaststaat dat ze zich met illegale activiteiten hebben beziggehouden. De Hoge Raad kan dergelijke maatregel wel maar treffen ten aanzien van die diamantairs die lid zijn van een van de organisaties.
De controle gebeurt door experts van het ministerie van Economische Zaken, en niet door experts van de Hoge Raad zelf. Daaruit besluiten dat er in heel Antwerpen geen enkel steentje te vinden is, dat niet is gecontroleerd, is misschien iets te veel verwachten. De Hoge Raad heeft met het parket van Antwerpen een akkoord gesloten om onregelmatigheden mee te delen. Het parket onderzoekt dan de zaak.

Mme Annemie Neyts-Uyttebroeck, ministre adjointe au ministre des Affaires étrangères, chargée de l'Agriculture. - Un rapport des groupes de travail ad hoc sur le pillage des ressources naturelles du Congo sera soumis dans quelques mois au conseil des ministres. Il sera vraisemblablement rendu public et pourra faire l'objet d'un débat.
Le Conseil supérieur du diamant a l'intention de développer des systèmes de certification pour les diamants provenant de pays en guerre ou des pays voisins. De tels systèmes doivent cependant être approuvés par le Conseil de sécurité de l'ONU. La certification me semble plus efficace que les accords bilatéraux. En effet, dans les pays en guerre, il n'existe pas toujours un pouvoir avec lequel conclure un tel accord. Lorsque, comme au Congo, il existe un gouvernement et donc un interlocuteur, il est possible de collaborer à une amélioration de la situation.
Je suis extrêmement étonnée d'entendre qu'il n'existerait aucun contrôle à Anvers. À deux reprises, j'ai pu constater de mes propres yeux que c'est exactement le contraire : une première fois voici quelques années et une seconde fois il y a quelques semaines. Tout diamant qui arrive à Anvers est contrôlé, examiné sous toutes ses facettes et certifié ; de plus, sa valeur fait l'objet d'une estimation.
Les pays Kimberley ont convenu que le certificat Kimberley doit être délivré par le pays d'où part le diamant. Lorsque sort d'un pays une quantité de diamants qui ne peut être raisonnablement extraite dans ce pays, celui-ci doit démontrer sur la base des statistiques d'importations qu'il a importé la différence. Nous n'y sommes pas encore mais il y a un accord à ce sujet.
À Anvers, différentes organisations négocient les diamants. Dans le hall d'entrée de leurs bâtiments, de grands tableaux noirs mentionnent les noms et adresses des personnes surprises à ne pas respecter les règles, ou qui se sont enfuies avec des diamants dont elles n'étaient pas propriétaires, ou encore qui se sont adonnées à des activités illégales. Le Conseil supérieur du diamant ne peut prendre de telles mesures qu'à l'encontre des diamantaires qui sont membres de l'une de ces organisations.
Le contrôle est assuré par des experts du ministère des Affaires économiques et non du Conseil supérieur lui-même. Mais n'allons pas jusqu'à conclure qu'il n'est pas possible de trouver dans tout Anvers une pierre qui n'ait pas été contrôlée. Le Conseil supérieur a conclu un accord avec le parquet d'Anvers afin de signaler les irrégularités. Le parquet enquête donc sur l'affaire.

Mevrouw Erika Thijs (CD&V). - De heer Peleman zei dat de Hoge Raad voor Diamant wel namens de Staat werkt, maar bemand wordt door mensen uit het circuit.

Mme Erika Thijs (CD&V). - M. Peleman a expliqué que le Conseil travaille bien au nom de l'État mais que son personnel provient du circuit.

Mevrouw Annemie Neyts-Uyttebroeck, minister toegevoegd aan de minister van Buitenlandse Zaken, belast met Landbouw. - Ik zou daar natuurlijk heel impertinent op kunnen antwoorden dat de heer Peleman ook rapporten voor zichzelf schrijft, waarmee ik niet zeg dat het geen ernstige rapporten zijn. Er is wel degelijk een controle op de regelmatigheid van de operaties.
Ik ben er niet van overtuigd dat een VN-embargo tegen diamant uit alle conflictzones een goed idee is. In de VN is het politiek gezien heel moeilijk zo een ruim embargo overeen te komen. Er bestaan wel embargo's tegen diamant uit bepaalde landen of gebieden. Bijvoorbeeld tegen diamant afkomstig uit de door Unita gecontroleerde gebieden in Angola en tegen Liberia waarvoor een algemeen embargo geldt.
Binnen afzienbare tijd zullen contacten gelegd worden voor een gedragscode voor het bedrijfsleven. Daarvoor zullen gesprekken gevoerd worden tussen het ministerie van Buitenlandse Zaken en de bedrijven, want in de praktijk verloopt het gewoonlijk minder vlot dan gewenst.
Volstaat het Kimberley-proces om de hele diamanthandel te zuiveren? Ik vrees van niet. Maar dat betekent niet dat het geen essentieel element is. We hopen alleszins tegen begin volgend jaar over een ruim certificatiesysteem te beschikken zodat diamant uit conflictzones zo veel mogelijk uit de legale handel kan worden geweerd en tegelijkertijd het bonafide karakter van die diamanthandel ten opzichte van derden kan worden verzekerd. Ik wijs er trouwens op dat een aantal NGO's wel degelijk bij het hele Kimberley-proces betrokken zijn en aan de vergaderingen deelnemen, hoewel ze niet altijd even gelukkig zijn met het resultaat omdat ze vinden dat het allemaal een beetje moeizaam en traag verloopt. Toch is er vooruitgang. Zo heeft de Russische regering haar houding versoepeld en ook India, toch een belangrijk land voor zowel de import en export als de verwerking van diamant.
Senator Maertens had het over de rol van RCD Goma en het feit dat ziekten zoals aids in Oost-Congo op grote schaal worden verspreid. Hij heeft gelijk. De minister van Volksgezondheid van Congo vertelde mij vorig jaar dat de sanitaire situatie dramatisch is.
Er is niet alleen aids, maar ook andere vreselijke ziekten zoals Ebola. Die ziekten worden soms in het oerwoud opgedaan en omdat die ziekten zo goed als uitgeroeid waren, is de natuurlijke weerstand verdwenen.
Het is een feit dat het conflict tot allerlei uitwassen leidt. Een van de belangrijkste doelstellingen van minister Michel is een einde te maken aan het conflict in en rond Congo. Daartoe moeten wel alle betrokkenen rond de tafel worden gebracht. Van het militaire optreden moeten we geen heil verwachten. Het VN-rapport vermeldt overigens dat een aantal betrokkenen geen enkel belang hebben bij het stopzetten van het militaire conflict, zeker niet op korte termijn, omdat het hen veel economische voordelen oplevert.
Om de betrokkenen ervan te overtuigen dat ze moeten onderhandelen, is vooraf een dialoog met alle partijen noodzakelijk. De Belgische regering, de VN en nog andere instanties kunnen zich inzetten voor die dialoog. Het is wel belangrijk dat niemand vooraf wordt uitgesloten waarmee ik niet beweer dat we alle partijen tegelijkertijd moeten zien. Dat is zelfs niet aangewezen omwille van de verstrengeling van de verschillende conflicten.
Wie een oplossing nastreeft moet met iedereen willen praten ook met beschuldigden. Zo kreeg ik naar aanleiding van mijn rondreis in de Centraal-Afrikaanse hoofdsteden in november 2000 het verwijt te willen praten met een minister die ergens van beschuldigd was. Dat kan toch moeilijk anders voor wie alle partijen rond de tafel wil brengen. Het is altijd een kwestie van afwegen. De conferentie in Brussel ter bevordering van de Intercongolese dialoog is heel goed verlopen. Momenteel wordt de conferentie voorbereid die in maart in Zuid-Afrika zal plaatsvinden. Hopelijk bevordert ook die de toenadering.

Mme Annemie Neyts-Uyttebroeck, ministre adjointe au ministre des Affaires étrangères, chargée de l'Agriculture. - Bien entendu, je pourrais répondre sèchement que M. Peleman écrit des rapports pour son propre compte. Mais je n'en conclus pas qu'ils ne sont pas sérieux. La régularité des opérations est bel et bien contrôlée.
Je ne suis pas convaincue qu'un embargo décrété par les Nations Unies sur tous les diamants provenant de régions en guerre soit une bonne idée. Il est politiquement difficile d'obtenir, au sein de l'ONU, un accord général sur un embargo aussi large. Il existe bien des embargos sur les diamants provenant de certains pays ou de certaines régions, par exemple des territoires contrôlés par l'Unita ou du Liberia.
Dans un avenir proche, nous établirons des contacts en vue de la rédaction d'un code de bonne conduite destiné aux entreprises. Des discussions auront alors lieu entre le ministère des Affaires étrangères et les entreprises, car dans la pratique, les choses se déroulent généralement moins vite que nous le souhaitons.
Le processus de Kimberley suffit-il pour assainir l'ensemble du commerce du diamant ? Je crains que non. Mais cela ne signifie pas qu'il ne constitue pas un élément essentiel. Nous espérons de toute façon disposer, au début de l'année prochaine, d'un système de certification de manière à éliminer autant que possible les diamants de la guerre du commerce légal et de garantir la bonne foi du commerce du diamant à l'égard des tiers. Je signale d'ailleurs que certaines ONG sont impliquées dans le processus de Kimberley et participent aux réunions, bien qu'elles ne soient pas toujours satisfaites du résultat parce qu'elles considèrent que tout est un peu trop difficile et trop lent. Nous enregistrons cependant des progrès. Ainsi, le gouvernement russe a adopté une attitude plus souple, de même que l'Inde, qui est pourtant un pays important tant pour l'importation et l'exportation que la taille du diamant.
M. Maertens a parlé du rôle du RCD-Goma et du fait que des maladies telles que le sida sont répandues à grande échelle dans l'Est du Congo. Il a raison. Le ministre de la Santé publique du Congo m'a déclaré l'année dernière que la situation sanitaire est dramatique.
Il n'y a pas que le sida, mais aussi d'autres maladies terribles comme le virus d'Ebola. Ces maladies ne sont parfois plus présentes que dans les forêts et, puisqu'elles avaient pratiquement été éradiquées, les défenses naturelles ont disparu.
Il est vrai que le conflit a engendré toutes sortes d'excès. L'un des principaux objectifs du ministre Michel est de mettre fin au conflit au Congo et autour du Congo. Pour cela, nous devons réunir toutes les parties concernées autour d'une table. Nous ne devons rien attendre de positif des interventions militaires. Le rapport de l'ONU signale d'ailleurs que certains intéressés n'ont aucun avantage à arrêter les opérations militaires, et certainement pas à court terme, parce qu'elles leur procurent de nombreux avantages économiques.
Pour les convaincre de négocier, un dialogue avec toutes les parties est préalablement nécessaire. Le gouvernement belge, les Nations Unies et d'autres institutions peuvent s'engager en faveur de ce dialogue. Il est important que personne ne soit exclu d'avance, ce qui ne veut pas dire que nous devions rencontrer toutes les parties en même temps. Ce n'est d'ailleurs pas souhaitable étant donné l'enchevêtrement des différents conflits.
Celui qui cherche une solution doit vouloir discuter avec tout le monde. Lors de ma tournée dans les capitales d'Afrique centrale en novembre 2000, on m'a reproché de vouloir discuter avec un ministre qui faisait l'objet d'une inculpation. Il peut difficilement en être autrement pour celui qui veut amener toutes les parties autour d'une table. Il faut savoir faire la part des choses. La conférence de Bruxelles visant à faciliter le dialogue intercongolais s'est très bien déroulée. Pour l'instant, on prépare la conférence qui aura lieu en mars en Afrique du Sud. J'espère qu'elle facilitera aussi le rapprochement.

Mevrouw Erika Thijs (CD&V). - Wat gebeurt er als er een partij conflictdiamant wordt gevonden?

Mme Erika Thijs (CD&V). - Que se passe-t-il si l'on trouve un lot de diamants de la guerre ?

Mevrouw Annemie Neyts-Uyttebroeck, minister toegevoegd aan de minister van Buitenlandse Zaken, belast met Landbouw. - Daarop kan ik geen antwoord geven. Ik weet wel dat de Hoge Raad verdachte transacties meldt aan het Antwerps parket.

Mme Annemie Neyts-Uyttebroeck, ministre adjointe au ministre des Affaires étrangères, chargée de l'Agriculture. - Je ne peux pas répondre à cette question. Je sais seulement que le Conseil supérieur signale les transactions suspectes au parquet d'Anvers.

Mevrouw Erika Thijs (CD&V). - Wat gebeurt er met een partij die wordt aangeslagen?

Mme Erika Thijs (CD&V). - Qu'advient-il des lots saisis ?

Mevrouw Annemie Neyts-Uyttebroeck, minister toegevoegd aan de minister van Buitenlandse Zaken, belast met Landbouw. - Die wordt verbeurd verklaard.

Mme Annemie Neyts-Uyttebroeck, ministre adjointe au ministre des Affaires étrangères, chargée de l'Agriculture. - Ils sont confisqués.

De heer Michiel Maertens (AGALEV). - De minister heeft verwezen naar de heel vertrouwelijke Europese lijst met namen van terroristische organisaties en dergelijke. We kunnen die echter niet inzien.
Ik hoor ook dat in Antwerpen een zwarte lijst met allerlei namen rondgaat. We weten ook dat er een protocol is tussen de Hoge Raad en het parket op basis waarvan de Hoge Raad, die de reputatie van de sector wil beschermen, alle informatie aan Justitie doorgeeft. We vernemen echter niets over wat met die informatie gebeurt.
Collega Thijs vroeg of er reeds diamanten werden gevonden. Het enige dat de minister kan zeggen is dat er reeds verbeurd zijn verklaard. Het behoort tot de opdracht van de commissie te weten te komen welke Belgische personen, firma's en connecties een negatieve rol spelen. Tot nu toe hebben we niets kunnen ontdekken.
Vandaag las ik in de krant dat plotseling een onderzoek werd geopend in de zaak van de wapenhandelaar Victor Bout, die reeds zes jaar aansleept. Beschikt het Antwerps parket misschien over te weinig personeel om zich met dat soort zaken bezig te houden? Misschien moet binnen Justitie een task force voor de diamant en voor andere criminele activiteiten worden opgericht. Justitie werkt traag en zeker: ze moet over alle materiële bewijzen beschikken en een internationaal of Europees aanhoudingsbevel kunnen uitschrijven. We willen boter bij de vis. Als de criminelen die Afrika leegplunderen naar België komen, dan moeten ze hier effectief worden opgepakt.

M. Michiel Maertens (AGALEV). - La ministre s'est référée à la liste européenne ultraconfidentielle contenant les noms d'organisations terroristes. Nous n'avons cependant pas le droit de consulter cette liste.
J'entends également qu'une liste noire contenant toutes sortes de noms circule à Anvers. Nous savons également qu'il existe un protocole entre le Conseil supérieur et le parquet, aux termes duquel le Conseil supérieur, entendant défendre la réputation du secteur, s'engage à transmettre toute information utile à la justice.
Mme Thijs a demandé si on avait déjà trouvé des diamants. Tout ce que la ministre peut dire, c'est que certains ont déjà été confisqués. Il appartient à la commission de trouver quelles relations, sociétés et ressortissants belges jouent un rôle néfaste. Jusqu'à présent, nous n'avons rien découvert.
Aujourd'hui, j'ai lu dans le journal qu'on avait subitement ouvert une enquête dans l'affaire du trafiquant d'armes Victor Bout, alors que celle-ci traîne depuis six ans. Le parquet d'Anvers disposerait-il de trop peu de personnel pour s'occuper de ce genre d'affaires ? Il conviendrait peut-être de créer au sein de la Justice une task force pour le diamant et pour d'autres activités criminelles. La justice travaille lentement mais sûrement : elle doit disposer de toutes les preuves matérielles et pouvoir lancer un mandat d'arrêt international ou européen. Nous voulons du concret. Si les criminels qui pillent l'Afrique viennent en Belgique, ils doivent être effectivement arrêtés chez nous.

De heer Jan Remans (VLD). - Van de minister heb ik begrepen dat Europa een lijst heeft van groepen met banden met het terrorisme. Van de heer Ajello heb ik echter begrepen dat de Europese Unie geen eigen inlichtingendienst heeft, niet kan beschikken over de geheime informatie van de inlichtingendiensten van de verschillende landen en daarom een probleem heeft om de maatregelen te nemen die de heer Maertens vraagt. Wat moeten we nu geloven?

M. Jan Remans (VLD). - Si j'ai bien compris la ministre, l'Europe dispose d'une liste de groupes ayant des liens avec le terrorisme. En revanche, M. Ajello affirme que l'Union européenne ne dispose pas de son propre service de renseignements, n'a pas accès aux informations secrètes des services de renseignements des différents États et peut dès lors difficilement prendre les mesures que M. Maertens réclame. Qui devons-nous croire ?

Mevrouw Annemie Neyts-Uyttebroeck, minister toegevoegd aan de minister van Buitenlandse Zaken, belast met Landbouw. - Ik begrijp natuurlijk het ongeduld en de frustratie van de heer Maertens, maar een uitdrukking als "we wensen boter bij de vis" betreur ik wanneer het gaat over het aanklagen en veroordelen van mensen. Ik wil a priori geen enkele verantwoordelijkheid terzijde schuiven, maar mag ik erop wijzen dat uit het VN-rapport en het interimrapport blijkt dat de plundering van Congo, die al een aantal jaren aan de gang is, wordt georganiseerd door regeringen, militaire en politieke leiders die bij naam worden genoemd en die ingezetenen van het land zelf of van de buurlanden zijn. Dat betekent niet dat we westerse bedrijfsleiders die hiervoor hand- en spandiensten leveren, niet moeten opsporen, integendeel, maar we moeten ook het geheel bekijken en durven onderstrepen wie aan de basis ligt van de systematische uitbuiting van niet alleen de natuurlijke rijkdommen, maar ook van de conflicten waarvan de bevolking het slachtoffer is. Nogmaals: ik begrijp de frustratie. Toen ik in november 2000 Centraal-Afrika overvloog en vanop veilige hoogte naar beneden keek, zag ik een onvoorstelbaar mooi gebied, maar op zo een grote hoogte ziet men de erge dingen natuurlijk niet. Eenmaal geland, kon ik de mensen wel met de hoofden tegen elkaar slaan om wat ze met dat onvoorstelbaar mooi continent al jaren aan het doen zijn. Ik weet dat het Westen een deel van de verantwoordelijkheid draagt, maar we moeten de dingen toch ook ruim bekijken.
Ik had misschien ongelijk informatie te geven over wat er recent in de Europese Unie is gebeurd op het vlak van de bestrijding van het internationale terrorisme. Ik zet het nog eens op een rijtje. Heel kort na de verschrikkelijke aanslagen van 11 september heeft de VN-Veiligheidsraad een resolutie goedgekeurd waarin wordt gedecreteerd dat alle landen van de Verenigde Naties de gelden van organisaties en individuen die verdacht worden van banden met de terroristische organisaties, moeten bevriezen.
Er bestaan twee lijsten. Ten eerste is er een VN-lijst van organisaties die als terroristisch worden bestempeld en van wie daar banden mee heeft. De afspraak is dat de tegoeden van de betrokken organisaties en personen moeten worden bevroren. Onder het Belgisch voorzitterschap heeft de Europese Unie al vlug beslist die afspraak na te komen. Maar daarenboven heeft de Europese Unie beslist de VN-lijst aan te vullen met een lijst met eigen namen. In principe is die vertrouwelijk, maar dat sluit niet uit dat ze onder bepaalde voorwaarden kan worden ingekeken, bijvoorbeeld door een bepaalde commissie van het Europees Parlement. De vertrouwelijke lijst wordt vastgelegd door een bijzondere werkgroep van de permanente vertegenwoordigers van de lidstaten van de Europese Unie.
Dan is er ook nog een tweede lijst van organisaties en mensen van wie de handel en wandel nauwkeurig in het oog moet worden gehouden. De lijst wordt grotendeels opgemaakt door en is bestemd voor de inlichtingendiensten.
De relaties tussen de inlichtingendiensten en de Europese Unie en de inlichtingendiensten onderling zijn erg ingewikkeld en wisselend. Tot voor kort stonden de lidstaten zeer weigerachtig tegenover een samenwerking van hun inlichtingendiensten. De jongste tijd zou het ingevolge de ernst van de dreiging een beetje vlotter verlopen. Aanvankelijk hield de Europese Unie zich niet bezig met binnenlandse en buitenlandse veiligheid en defensie. Maar sedert die aspecten geleidelijk aan het beleid zijn toegevoegd, krijgt dat beleid stilaan ook meer vorm.
Ik kan de commissie wel verzekeren dat het Europees parlement heel omzichtig omgaat met die lijst. Het wil alleszins voorkomen dat regeringen die om een of andere reden wat hebben tegen een organisatie, een NGO of een persoon hun namen op de lijst zouden kunnen plaatsen. Ik wijs er ook op dat het controlemechanisme maar in december van vorig jaar is opgestart en dat het dus nog in zijn kinderschoenen staat.
Dan wil ik nog iets zeggen over Antwerpen. In het Antwerpse justitieapparaat is een speciale cel belast met het gerechtelijk onderzoek naar misdaden die verband houden met diamant en de procureur des Konings heeft duidelijk en publiekelijk gesteld dat de opsporing daarvan een absolute prioriteit is.

Mme Annemie Neyts-Uyttebroeck, ministre adjointe au ministre des Affaires étrangères, chargée de l'Agriculture. - Je comprends évidemment l'impatience et la frustration de M. Maertens mais je regrette qu'il dise vouloir du concret alors qu'il s'agit d'inculper et de condamner des personnes. Sans vouloir a priori refuser aucune responsabilité, puis-je rappeler que le rapport des Nations Unies ainsi que le rapport provisoire font apparaître que le pillage du Congo en cours depuis plusieurs années est organisé par des gouvernements et des leaders militaires et politiques dont les noms sont cités et qui résident dans ce pays ou dans les pays voisins. Cela ne signifie pas que nous ne devons pas rechercher les chefs d'entreprise occidentaux qui apportent leur aide à ces leaders, au contraire, mais nous devons avoir une vision d'ensemble et oser dire qui se trouve à la base de l'exploitation systématique, non seulement des richesses naturelles, mais aussi des conflits dont la population est victime. Je répète que je comprends la frustration. Lorsqu'en survolant l'Afrique centrale en novembre 2000, j'ai regardé vers le bas, j'ai vu une région incroyablement belle. À une telle hauteur, on ne voit évidemment pas les malheurs. Une fois au sol, j'aurais bien taillé en pièces les personnes impliquées, pour ce qu'elles ont fait de ce magnifique continent. Je sais bien que l'Occident porte une part de responsabilité, mais il faut voir les choses dans un cadre plus large.
J'ai peut-être eu tort de divulguer des informations sur ce qu'a fait l'Europe récemment en ce qui concerne la lutte contre le terrorisme international. Je les répéterai ici. Très peu de temps après les horribles attentats du 11 septembre, le Conseil de sécurité de l'ONU a adopté une résolution décrétant que tous les pays des Nations Unies doivent geler les avoirs des organisations et personnes suspectées d'être liées aux organisations terroristes.
Il existe deux listes. Premièrement, une liste des Nations Unies comprenant les organisations considérées comme terroristes ainsi que les personnes qui y sont liées. Les avoirs de ces organisations et personnes doivent être gelés. Sous la présidence belge, l'Union européenne a rapidement décidé de respecter cet engagement. En outre, l'Union européenne a décidé de compléter cette liste par une liste comprenant ses propres noms. En principe, cette dernière est confidentielle, bien qu'il ne soit pas exclu qu'une commission du Parlement européen, par exemple, puisse la consulter sous certaines conditions. C'est un groupe de travail spécial des représentants permanents des États membres de l'Union européenne qui est chargé de dresser cette liste confidentielle.
Il existe par ailleurs une deuxième liste d'organisations et de personnes dont il faut surveiller de près les faits et gestes. Ce sont principalement les services secrets qui dressent et utilisent cette liste.
Les relations entre les services de renseignements et l'Union européenne d'une part et entre services de renseignements d'autre part sont très complexes et changeantes. Jusqu'il y a peu, les États membres étaient très réticents à une collaboration entre leurs services secrets. Celle-ci semble se dérouler un peu mieux depuis que l'on a pris conscience du sérieux de la menace. Initialement, l'Union européenne n'était pas chargée de la sécurité ni de la défense intérieure et extérieure. Mais ces aspects relevant de plus en plus de ses compétences, la politique européenne relative à ces matières commence à prendre forme.
Je peux assurer la commission que le Parlement européen fait preuve de la plus grande prudence dans l'utilisation de cette liste. Il entend en tout cas éviter que des gouvernements qui en voudraient à une organisation, une ONG ou une personne puissent faire figurer les noms de celles-ci sur la liste. Je rappellerai par ailleurs que le mécanisme de contrôle n'a été mis en oeuvre qu'en décembre de l'année dernière. Il n'en est donc qu'à ses balbutiements.
Au sein de la justice anversoise, une cellule spéciale est chargée des enquêtes judiciaires portant sur la criminalité liée aux diamants. Le procureur du Roi a affirmé clairement et publiquement que la poursuite de ces délits constituait une priorité absolue.

De heer Michiel Maertens (AGALEV). - De Hoge Raad voor Diamant heeft inderdaad nogal wat informatie doorgespeeld aan het parket. We hebben echter nog niets gehoord over het resultaat daarvan. Vandaar mijn visserstaal, dat we boter bij de vis willen.
De minister heeft verwezen naar de plaatselijke regeringsleiders en militairen in en rond Congo, die voor een groot deel verantwoordelijk zijn. Kan België geen duidelijke politieke signalen geven en openlijke politieke veroordelingen uitspreken? Dat wil niet zeggen dat er partij moet worden gekozen, maar criminele zaken mogen toch worden veroordeeld. Als de namen van degenen die de trafieken beheersen gekend zijn, is het noodzakelijk dat België zijn verantwoordelijkheid neemt en een politieke veroordeling durft uit te spreken. Ik denk dat minister Michel daar de moed toe heeft. Ik vertrouw erop dat die uitspraak er komt.

M. Michiel Maertens (AGALEV). - Le Conseil supérieur du diamant a en effet transmis un assez grand nombre d'informations au parquet. Nous n'avons cependant toujours rien appris quant aux résultats. C'est pourquoi j'ai dit que nous voulions du concret.
Selon la ministre, les leaders politiques et militaires du Congo et des pays voisins sont les grands responsables. La Belgique ne pourrait-elle pas émettre un signal politique fort en procédant à des condamnations politiques publiques ? Cela ne signifie pas qu'il faille prendre parti, mais il n'est quand même pas interdit de condamner les crimes. Si nous connaissons les noms de ceux qui contrôlent les trafics, il est nécessaire que la Belgique prenne ses responsabilités en osant procéder à une condamnation politique. Je pense que M. Michel a le courage nécessaire. Je suis confiant. Cette condamnation viendra.

Mevrouw Annemie Neyts-Uyttebroeck, minister toegevoegd aan de minister van Buitenlandse Zaken, belast met Landbouw. - Minister Michel noch ikzelf zullen aarzelen om te zeggen wat er moet worden gezegd. Het is echter niet altijd zeer bevorderlijk om dergelijke uitspraken publiekelijk te doen ten aanzien van personen, organisaties of staten die men ertoe wil overhalen iets te doen wat ze a priori niet willen doen. Niet alle betrokken regeringen hebben de bekommernis om zo snel mogelijk de vrede te herstellen, zoniet was het al lang gebeurd. Het komt erop aan de regeringen over de streep te krijgen.
Zoals u weet bestaat de conflictsituatie al jaren, sinds 1996 in hevige vorm. Weinig landen laten er zich er zo mee in als België. Minister Michel zet zich, gesteund door de hele regering, ongelooflijk in met betrekking tot deze conflictsituatie.
Zelfs als zijn optreden wordt geapprecieerd, moet hij toch nog altijd zorgvuldig afwegen. Hoewel we nu in een fase van staakt-het-vuren zitten, worden nog geregeld kleine conflicten gesignaleerd, alsof sommigen er willen op wijzen dat alles verre van opgelost is.
Er moet een stabilisering komen op het vlak van de meest elementaire veiligheidsvereisten. Tegelijkertijd zou er op basis van een politieke dialoog een akkoord moeten kunnen worden gesloten over een overgangsperiode en de organisatie van hopelijk duurzame politieke structuren. De regering heeft zeker de hoop niet opgegeven en daarom blijven we ons daarvoor dan ook inzetten. Ik denk dat niemand van ons het eens is met wat een Amerikaans academicus vorige week in de Wall Street Journal schreef. Hij gaf de Europese Unie de goede raad zich in Afrika alleen maar in te laten met de landen aan de Afrikaanse oever van de Middellandse Zee en de rest van Afrika aan zijn lot - en waarschijnlijk aan de Verenigde Staten - over te laten omdat het daar voor de Europese Unie allemaal te moeilijk en te ingewikkeld zou zijn. De Europese Unie is het daar zeker niet mee eens.
Een evenwicht zoeken tussen wat politiek mogelijk is en de economische, ethische en morele aspecten blijft een delicate operatie. Denken dat we erin zullen slagen een eenduidig standpunt in te nemen, is misschien een ijdele hoop, maar we geven niet op. Minister Michel blijft bereid tot een dialoog met het parlement. Dat is niet alleen onze politieke plicht, het is ook een essentiële voorwaarde om enig resultaat te boeken.

Mme Annemie Neyts-Uyttebroeck, ministre adjointe au ministre des Affaires étrangères, chargée de l'Agriculture. - Ni M. Michel ni moi-même n'hésiterons à dire ce qu'il convient de dire. Cependant, il n'est pas toujours bon de faire publiquement de telles déclarations à l'égard de personnes, d'organisations ou d'États que l'on veut persuader de faire ce qu'ils n'ont pas a priori l'intention de faire. Tous les gouvernements concernés n'ont pas le souci de rétablir la paix aussi rapidement que possible. Si c'était le cas, ils l'auraient fait depuis longtemps. Il faut gagner les gouvernements à notre cause.
Comme vous le savez, cette situation de conflit dure depuis des années et depuis 1996 sous sa forme violente. Peu de pays s'en sont autant préoccupés que la Belgique. M. Michel, avec le soutien de tout le gouvernement, ne ménage pas ses efforts en vue de la résolution de ce conflit.
Même si son action est appréciée, il doit peser ses propos. Bien que nous nous trouvions dans une période de cessez-le-feu, on signale encore régulièrement des petits conflits, comme si certains voulaient faire savoir que tout est loin d'être résolu.
La situation doit se stabiliser au niveau des plus élémentaires exigences de sécurité. Par ailleurs, le dialogue politique devrait pouvoir déboucher sur un accord relatif à une période de transition et à l'organisation de structures politiques que nous espérons durables. Le gouvernement n'a certainement pas abandonné l'espoir. C'est pourquoi nous poursuivons nos efforts. Je pense qu'aucun d'entre nous n'approuve ce qu'écrivait universitaire américain la semaine dernière dans le Wall Street Journal. Il conseillait à l'Union européenne de ne se préoccuper que des pays situés sur la rive africaine de la Méditerranée et d'abandonner à son sort - et probablement aux États-Unis - le reste de l'Afrique parce que cela serait trop difficile et trop complexe pour l'Union européenne. L'Union européenne ne partage en aucun cas cette vision des choses.
Rechercher l'équilibre entre ce qui est politiquement possible d'une part et les impératifs économiques, éthiques et moraux d'autre part reste une opération délicate. Il est peut-être illusoire de penser que nous parviendrons à parler d'une seule voix, mais nous n'abandonnerons pas nos efforts dans ce sens. M. Michel reste ouvert au dialogue avec le Parlement. Il s'agit non seulement de notre devoir politique, mais aussi d'une condition essentielle pour obtenir des résultats.

De heer André Geens (VLD). - Er zal wel veel meer nodig zijn dan goede wil. Mocht de internationale gemeenschap een even grote inspanning willen doen als wanneer er grote economische belangen in het spel zijn, dan zouden we al een hele stap verder staan.

M. André Geens (VLD). - Il faudra bien plus que de la bonne volonté. Si la communauté internationale voulait bien faire des efforts aussi importants que lorsque des intérêts économiques importants sont en jeu, nous pourrions aller beaucoup plus loin.