GR 1

Belgische Senaat
Gewone Zitting 2001-2002
Parlementaire
onderzoekscommissie
«Grote Meren»

Hoorzittingen
Vrijdag 30 november 2001
Ochtendvergadering
Verslag

GR 1

Sénat de Belgique
Session ordinaire 2001-2002
Commission d'enquête
parlementaire
«Grands Lacs»

Auditions
Vendredi 30 novembre 2001
Réunion du matin
Compte rendu

Hoorzitting met de heer F. Reyntjens (UA) en mevrouw Wickens, Tantalum-Niobium International Study Center

Audition de M. F. Reyntjens (UA) et Mme Wickens, Tantalum-Niobium International Study Center

(Voorzitter: de heer André Geens)

(Présidence de M. André Geens)

De heer F. Reyntjens. - De voorzitter heeft mij verzocht kort de geopolitieke situatie te schetsen. Ik kan daar vrij snel overgaan, want in deze zaal zitten nogal wat experts en oudgedienden van de Rwandacommissie, die weinig preliminaire informatie nodig hebben. Ik zal gedurende twintig minuten de grote lijnen schetsen en vervolgens kunnen we dan zien welke thema's u verder wilt uitspitten.
Men kan moeilijk over geopolitiek praten zonder even een paar kaarten te bekijken. Een beeld zegt meer dan duizend woorden. (De heer Reyntjens verzorgt zijn uiteenzetting verder aan de hand van sheets)
Ik tracht even de grote geopolitieke evolutie te schetsen vanaf 1996. De oorlog die vandaag nog voortduurt, zij het op een zeer laag peil van intensiteit, is eigenlijk begonnen in september-oktober 1996. De tweede Congo-oorlog, die is losgebroken op 2 augustus 1998, is dus de voortzetting van de eerste Congo-oorlog.
Ik wil aangeven welke regionale elementen bij het begin van de eerste oorlog vanuit geopolitiek oogpunt van belang zijn als achtergrond voor uw werkzaamheden. Een combinatie van twee factoren heeft namelijk geleid tot de blijkbaar zeer spectaculaire overwinning van Kabila en zijn alliantie, die in mei 1997 Kinshasa binnenstapten en de macht overnamen van Mobutu.
De eerste factor is `ce trou noir'. (Spreker duidt het centraal gelegen grondgebied van het toenmalige Zaïre aan op een kaart van Afrika) Dat was het in 1996 en blijft het ook vandaag: een zwart gat! Een land bijna zonder staat of toch met een staat die de minimale staatsfuncties niet vervult. De hier duidelijk getekende grenzen zijn eigenlijk fictieve en zeer poreuze grenzen. Zaïre was en Congo is vandaag een juridische staat, maar eigenlijk geen empirische.
In de fysica geldt: La nature a horreur du vide. Maar dat geldt ook in de geopolitiek. Wanneer een staat een leegte achterlaat, staatsfuncties niet vervult, wordt die leegte opgevuld door andere actoren, die soms een zeer positieve rol kunnen vervullen. Niet-gouvernementele organisaties of kerken nemen bijvoorbeeld een aantal niet door de staat vervulde functies over, zoals de organisatie van het onderwijs, gezondheidszorg, kleine infrastructuren, enzovoort. Andere actoren treden echter ook op: krijgsheren, etnische milities, ... Ook actoren uit het buitenland grijpen die leegte aan om extraterritoriale activiteiten te ontplooien, die zowel militair als economisch kunnen zijn.
Daarmee belanden we bij het thema van uw commissie, de exploitatie van het zeer rijke potentieel van Congo, onder andere door het militaire commercialisme en de `ondernemers van onveiligheid', les entrepreneurs de l'insécurité. Ik kom daarop zo dadelijk terug.
De tweede factor in de overwinning van Kabila en zijn alliantie is het ontstaan van een formidabele regionale coalitie. Alle actoren en alle buurlanden, en zelfs niet-buurlanden, zijn daarbij betrokken. Die conjuncturele coalitie is ontstaan en blijft vandaag voortbestaan op basis van de zeer eenvoudige redenering dat de vijand van mijn vijand mijn vriend is. Iedereen denkt dus in termen van eigenbelang. Dat kan nationaal eigenbelang zijn, maar ook individueel of groepsbelang.
Ik zal niet het hele rijtje aflopen, maar toch twee voorbeelden geven. (Spreker projecteert nu een kaart van Congo)
Na de genocide in 1994 in Rwanda zijn er alleen al naar Congo - ik laat Tanzania nog buiten beschouwing - 1,2 miljoen Rwandezen gevlucht. Het waren bijna uitsluitend Hutu, inclusief gewapende elementen. Dat was het voorwerp van de werkzaamheden van de Rwandacommissie. Ik ga daarop dus niet verder in. De gewapende elementen hadden zich gevestigd in Noord-Kivu, in de omgeving van Goma, en in Zuid-Kivu, in de omgeving van Bukavu. Vandaaruit organiseerden ze commando-operaties op het Rwandese grondgebied. Voor het nieuwe Rwandese regime leverde dat onbetwistbaar een veiligheidsprobleem op. Deze Hutu-elementen genoten op zijn minst de passieve steun en in bepaalde gevallen ook de actieve steun van het Mobutu-regime. De vijand van de vijand is mijn vriend! Wanneer Kabila, een creatuur van de buurlanden en vooral van Rwanda, aan zijn zogenaamde rebellie begint, is hij de vijand van Mobutu en aangezien Mobutu de vriend is van de vijanden van het Rwandese regime, namelijk de Hutu-milities, is de keuze van een alliantie uiteraard snel gemaakt.
Ik wil Angola als tweede voorbeeld ontwikkelen, maar je zou dat net zo goed kunnen doen voor Soedan, Uganda of Burundi. Zoals u weet, woedt er in Angola al vijfentwintig jaar een bloedige burgeroorlog. Het regime in Luanda wordt geconfronteerd met de belangrijkste rebellenbeweging die in de regio actief blijft, de Unita. Iedereen wist dat Mobutu of ten minste een aantal mercantiele generaals uit zijn nabije omgeving Unita zeer actief steunden. Hier geldt dus opnieuw dezelfde redenering: aangezien Kabila de vijand is van Mobutu en Mobutu de vijand van Angola, steunt Angola Kabila. Als de rebellie - maar dat waren tussen haakjes vooral Rwandese en Ugandese troepen - na de val van Bunia op 25 december 1996 een vrij beperkte zone, een smalle bufferzone, controleert (Spreker geeft een strook aan langs de oostgrens van Congo), zijn de veiligheidsproblemen van Uganda, Rwanda en Burundi eigenlijk opgelost. Angolese bewindslieden en militairen hebben er dan op aangedrongen verder naar het westen op te trekken. De veiligheidsproblemen van Angola waren met de vestiging van een bufferzone in Oost-Congo immers niet opgelost.
In mei 1997 grijpt Kabila dan de macht en wordt hij om allerlei redenen geconfronteerd met een groot probleem van interne legitimiteit. Hij moet op zichtbare wijze afstand nemen van zijn Rwandese en in mindere mate van zijn Ugandese sponsors.
Het grote Congo vond het eigenlijk een ondraaglijk idee door het kleine Rwanda gecontroleerd te worden. Ik noem dat soms het Luxemburgsyndroom. Er zou in Duitsland ook een fel anti-Luxemburgs gevoel ontstaan indien het land door Luxemburg zou worden bezet of indien Luxemburg een rebellenbeweging zou steunen die in Duitsland de macht wil overnemen om zo het land mee te kunnen besturen. Oorspronkelijk ging het in Congo niet om een racistisch gevoel, maar later is dat wel geëvolueerd.
Toen Kabila afstand nam van zijn oostelijke sponsors, ontstond er een nieuwe oorlog. Dezelfde problemen hebben dezelfde gevolgen! Opnieuw werden Rwanda, Uganda en Burundi vanuit Congolees grondgebied aangevallen en op 2 augustus 1998 begon een conflict dat aanvankelijk leek op een remake van vorige oorlogen. Opnieuw rukte een rebellenbeweging op die door het Rwandese regime in Kigali was opgericht, en vielen het Rwandese, Ugandese en in mindere mate het Burundese leger in westelijke richting Congo binnen. Daarbij kwam nog een zeer gedurfde luchttransportoperatie op Bas-Congo.
In die periode begonnen de allianties te verschuiven, waardoor deze nieuwe oorlog, die eigenlijk een voortzetting was van de vorige, toch geen remake werd. De allianties begonnen te verschuiven omdat er opnieuw uitgegaan werd van de zeer eenvoudige redenering dat de vijand van mijn vijand mijn vriend is. Toen de Rwandezen en de Banyamulenge-troepen in Kitona landden en zeer snel Bas-Congo innamen, keerde het Angolese leger zich tegen hen. Ze keerden zich dus tegen hun vroegere bondgenoot, want in 1996-1997 maakten de Rwandezen deel uit van de anti-Mobutu-alliantie. De Angolese inlichtingendiensten waren ervan overtuigd dat er goede contacten waren tussen Unita en de rebellenbeweging die zich in het oosten aan het vormen was. Later bleek dat ze gelijk hadden. Angola wist ook dat de Mobutu-generaals in Kigali waren geweest. Angola vreesde bijgevolg dat dit Unita in de kaart zou spelen. Het gevolg daarvan is bekend. De oorlog werd geen remake van vroegere conflicten. Dwars door het land werd een lijn getrokken waar de opmars van de inmiddels verschillende rebellenbewegingen, gesteund door Uganda, Rwanda en in mindere mate Burundi, tot staan werd gebracht. (Spreker trekt grosso modo diagonale lijn van noordwest naar zuidoost) Angola en Zimbabwe stuurden veel manschappen naar Congo. Elfduizend manschappen van het Zimbabwaanse leger - een derde van dat leger - bevinden zich nog steeds op Congolees grondgebied. Ze redeneerden niet in termen van internationaal recht, mensenrechten of soevereiniteit, maar in termen van eigenbelang.
Er is ook nog het fenomeen van de extraterritoriale oorlogvoering. Rwanda exporteert zijn burgeroorlog, die op 1 oktober 1990 begon, naar een buurland, Congo.
Ik zal nog enkele andere extraterritoriale elementen voorleggen, omdat ze volgens mij van belang zijn voor uw werkzaamheden. De nieuwe territoriale ambities liggen op een domein dat waarschijnlijk het voorwerp zal zijn van werkzaamheden van de onderzoekscommissies.
Er is de extraterritoriale economische activiteit. We constateren twee, nauw met elkaar verbonden en naar mijn gevoel angstaanjagende fenomenen die in Midden-Afrika zeer zichtbaar zijn, maar eigenlijk in heel Afrika voorkomen, namelijk de privatisering en criminalisering van publieke ruimten.
Ik geef twee voorbeelden van de privatisering van publieke ruimten.
Ten eerste, de privatisering van de handhaving van recht en orde. Eigenlijk is het geen recht en geen orde. We kunnen beter spreken van de handhaving van de veiligheid, het controleren van de bevolking, met inbegrip van het massaal afslachten van de bevolking. Het gaat om een functie die normaal wordt uitgeoefend door de staat, die het monopolie heeft van het legitieme geweld. Etnische milities van allerlei slag, rebellenbewegingen, buitenlandse legers die op dat grondgebied juridisch gebied niets te zoeken hebben, handhaven in Congo een bepaalde orde die de economische exploitatie van het grondgebied mogelijk maakt.
Ten tweede, de privatisering van de fiscale functie. Er worden in de van staatsgezag ontdane gebieden allerlei belastingen en taksen geheven. Er worden op de weg barricades opgesteld en om van punt A naar punt B te kunnen gaan moet een bepaald bedrag worden betaald. Dit is een vorm van tolheffing op wegen. Om bijvoorbeeld groenten van het veld naar de markt te transporteren, moet 10% van de waarde van de groenten worden betaald.
De privatisering wordt ten dele gerealiseerd door middel van security firms, huurlingen eigenlijk, maar veel minder `romantisch' en veel gevaarlijker dan de vroegere huurlingenlegers. Daarbij denk ik aan organisaties zoals Executive Outcomes, Sandline en vele andere. Dit gaat zover dat in juli 1997 het Amerikaanse DIA, het Defense Intelligence Agency, openlijk een seminarie organiseerde rond the privatization of peacekeeping in sub-Saharan Africa, dat werd bijgewoond door Tim Spicer, de baas van Sandline, medewerkers van Executive Outcomes en van MPRI en, merkwaardig genoeg, ook door vertegenwoordigers en diplomaten van Angola en Uganda en zelfs van niet-gouvernementele organisaties zoals Worldvision en het Internationale Rode Kruis. Dat bewijst dat de privatisering van de veiligheid in sommige landen tot op een zekere hoogte wordt aanvaard.
En dan is er de criminalisering van staten en economieën. Ik zei zo-even dat, zowel op het Congolese grondgebied als grensoverschrijdend, meer en meer ondernemers van onveiligheid aan het werk zijn, die slechts kunnen functioneren dankzij de afwezigheid van een staat, dankzij gedestabiliseerde situaties. Die ondernemers van onveiligheid hebben eigenlijk niet zoveel nodig. Ze moeten in een grondgebied een enclave kunnen uitkerven waarin er liefst geen controle van de staat is en waar ook geen verplichtingen tegenover een staat bestaan. Bovendien moeten de aan- en afvoerroutes, vaak door de lucht, kunnen worden beschermd. Meer is niet nodig, temeer daar de exploitatie van bepaalde grondstoffen nog ambachtelijk verloopt en nauwelijks technologie behoeft. Denk maar aan coltan, dat in plaats van 300 dollar per pond nu nog 40 dollar kost, wat een goede zaak is voor de Congolezen. Ook diamant wordt in grote mate ambachtelijk geëxploiteerd.
Ik spits dit natuurlijk toe op het gebied van de Grote Meren, omdat dit uw werkgebied is en het daar extreme vormen aanneemt, maar we zien ook elders in Afrika dat bepaalde activiteiten, zoals het perfect crimineel dumpen van toxisch afval, zeer goed mogelijk zijn.
Natuurlijk is precies de criminalisering van staten en economieën een bedreiging voor deze staten en economieën. Deze criminalisering wordt verder vergemakkelijkt door een specifieke eigenschap van de Afrikaanse economieën die men nergens anders vindt: het zijn in essentie casheconomieën. In vele landen zijn de banksystemen in elkaar gestort en contant geld is het enige transactiemiddel. Wanneer van een transactie geen enkel spoor overblijft, omdat bijvoorbeeld diamanten of coltan gewoon met een koffertje vol dollars worden betaald, dan wordt het uiteraard zeer gemakkelijk geld van wapenhandel, drugshandel, enzovoort wit te wassen. Dit heeft met andere woorden ook een internationale impact.
In deze context moet u ook goed voor ogen houden dat al de actoren, `statelijke' en `niet-statelijke', lokale, regionale en nationale, niet alleen denken in termen van nationaal - hoewel zelden - groeps- of persoonlijk eigenbelang en dus in termen van `de vijand van mijn vijand is mijn vriend', maar daar ook naar handelen. Indien u zich afvraagt waarom bijvoorbeeld Kagame of Mugabe iets doen of laten, vraag u dan gewoon af wat u zou doen indien u zou redeneren vanuit hun logica; ik ben ervan overtuigd dat het u duidelijk wordt.
Vergeet daarbij niet dat het zeer rationele actoren zijn. Dat wordt vaak onderschat. Voor ons lijken het vaak irrationele actoren, omdat ze niet doen wat wij willen of vinden dat ze moeten doen. Ze zijn niet begaan met mensenrechten, goed bestuur, democratisering en het lot van de bevolking, maar het zijn wel zeer rationele actoren die kosten-batenanalyses maken. Dit is een van de verklaringen waarom deze oorlogen voortduren. Een kosten-batenanalyse doet hen immers besluiten dat oorlog, instabiliteit en het ontbreken van staten meer opbrengen dan vrede, stabiliteit en het opbouwen van staten. Zoals ik al zei, kunnen een aantal van die actoren in de regio slechts doen wat ze doen door het ontbreken van staten, door instabiliteit, poreuze grenzen en grensoverschrijdende militaire en economische activiteiten. Het gedrag van deze actoren zal dus pas veranderen wanneer de kosten-batenanalyse een andere uitkomst krijgt, namelijk wanneer we oorlog duurder en vrede financieel aantrekkelijker maken. Dat doen we veel te weinig.
Hiermee kom ik meteen bij mijn laatste punt. We moeten ook nagaan wat het resultaat moet zijn van dit commissiewerk, waaraan veel parlementaire tijd en energie worden besteed. Ik denk dat u dit zeer operationeel moet bekijken. U zult nog andere mensen horen. Ik heb een exemplaar bij me van het jaarboek dat ons centrum uitgeeft en waarin u over dit thema heel veel terugvindt, bijvoorbeeld over de politiek met twee maten die de internationale gemeenschap hanteert tegenover de diverse actoren. Landen zoals Rwanda en tot voor kort ook Uganda werden door de internationale donorgemeenschap met veel meer vrijgevigheid behandeld, hoewel hun regimes zeer betwistbaar zijn en eigenlijk de voorwaarden die we in principe stellen, niet respecteren. Zimbabwe, Congo of Burundi bijvoorbeeld krijgen veel minder internationale hulp, terwijl Rwanda en Uganda echte aid driven economies zijn.
Wanneer men in deze landen spreekt over groeicijfers, dan gaat het om extern geïnduceerde groei, waaraan geen lokale productie beantwoordt. Deze landen worden gesteund omdat ze mooie groeicijfers hebben en daardoor worden die cijfers natuurlijk nog mooier.
We moeten de kosten-batenanalyses van deze criminele actoren beïnvloeden. Ik aarzel niet hen zo te noemen. Museveni, Kagame, Mugabe, Dos Santos, vader Kabila, ... We doen alsof dit staatslieden zijn, maar eigenlijk zijn het krijgsheren en we moeten hen ook als dusdanig behandelen. Pas dan kunnen we hun kosten-batenanalyse beïnvloeden. Ik oordeel iets voorzichtiger over Buyoya. Ook zoon Kabila is iets fatsoenlijker, al kan het ook zijn dat hij het gewoon beter verkoopt.
Ik denk dat het voor de onderzoekscommissie niet gemakkelijk zal zijn om veel nieuws te ontdekken over het fenomeen van de plundering van Congo, gewoon omdat ze daartoe de middelen niet heeft. Veel is trouwens al onderzocht; het wiel moet natuurlijk niet opnieuw worden uitgevonden. Er is het werk van de VN, maar ook andere organisaties hebben uitstekend onderzoek verricht. Ik denk bijvoorbeeld aan IPIS, dat ook in partnerschap werkt met PAC, Partnership Africa Canada.
De commissie kan wél focussen op de Belgische betrokkenheid bij dit soort van activiteiten en de vraag hoe daarop gereageerd moet worden. Het zijn misschien ondernemers van onveiligheid, maar begaan ze ook misdrijven tegen het Belgisch recht? Dat is nog maar de vraag en in een aantal gevallen is dat niet zo. Moeten er dan eventueel wetgevende initiatieven komen?
Belangrijke vraag is ook hoe België en de Europese Unie met deze situatie omgaan. Ik verwees daarnet naar de politiek met twee maten. Hoe weegt verhoging of verlaging van ontwikkelingssamenwerking bijvoorbeeld op het gedrag van bepaalde actoren? Geeft men niet de verkeerde signalen? Ik verwees al naar de zeer geprivilegieerde behandeling die Rwanda ten deel valt. Vandaag geniet Rwanda nog steeds een naar mijn oordeel niet meer gerechtvaardigd `genocidekrediet'. Alles mag omdat er een genocide is geweest, zoals de staat Israël lang gevonden heeft dat alles mocht omdat er een holocaust was geweest. De redenering is trouwens vaak zeer gelijkaardig.
Ik denk hier ook aan concrete actoren. Ik geef één voorbeeld. Mijn indruk is dat onze ambassadeur in Kigali, de heer Lastchenko, een echt probleem is. He's gone native. Hij is een soort erelid van het RPF geworden en onze ambassade in Kigali zendt volkomen andere signalen uit naar het Rwandese regime dan het kabinet van Buitenlandse Zaken en andere diplomatieke missies. Er worden dus voortdurend tegenstrijdige signalen uitgezonden. Onze ambassadeur in Kampala, de heer Peeters, ziet zich doorlopend verplicht berichten van zijn collega Lastchenko te corrigeren of tegen te spreken. Dat lijkt me voor deze commissie ook een nuttig onderzoeksonderwerp.

M. F. Reyntjens. - Je vais tenter d'esquisser les grandes lignes de l'évolution géopolitique depuis 1996. La guerre qui se poursuit aujourd'hui encore, fût-ce avec moins d'intensité, a en fait débuté en septembre-octobre 1996. La seconde guerre du Congo, qui a éclaté le 2 août 1998, est en réalité le prolongement de la première.
Une combinaison de deux facteurs a entraîné la victoire spectaculaire de Kabila et de son alliance, qui sont entrés à Kinshasa en mai 1997 et ont repris le pouvoir à Mobutu.
Le premier facteur est ce trou noir. (L'orateur désigne, sur une carte de l'Afrique, la région centrale de l'ancien Zaïre) Ce l'était déjà en 1996 et le reste aujourd'hui : un trou noir. Un pays presque sans État ou avec un État qui ne remplit pas ses fonctions de base. Les frontières clairement dessinées ici sont en réalité fictives et très poreuses. Le Zaïre était auparavant, le Congo est aujourd'hui un État juridique, mais pas empirique.
La nature a horreur du vide. Ce principe est également valable en géopolitique. Lorsqu'un État laisse un vide et ne remplit plus ses fonctions, ce vide est comblé par d'autres acteurs qui peuvent jouer un rôle très positif. Des organisations non gouvernementales ou des églises reprennent par exemple un certain nombre de fonctions que l'État ne remplit pas, comme l'organisation de l'enseignement, les petites infrastructures, etc. Mais il y a d'autres acteurs : des seigneurs de la guerre, des milices ethniques ou des intervenants étrangers qui profitent du vide existant pour déployer des activités extraterritoriales aussi bien militaires qu'économiques.
Nous en venons ainsi au thème de votre commission, l'exploitation du très riche potentiel congolais, notamment par les « entrepreneurs de l'insécurité ».
Le second facteur du succès de Kabila et de son alliance est la naissance d'une formidable coalition régionale. Tous les acteurs et tous les États voisins et même non limitrophes y sont impliqués. Cette coalition conjoncturelle est née et survit aujourd'hui sur la base du raisonnement très simple selon lequel l'ennemi de mon ennemi est mon ami. Chacun raisonne en termes d'intérêt propre, c'est-à-dire national, individuel ou de groupe.
Après le génocide du Rwanda en 1994, 1,2 million de Rwandais ont fui vers le Congo, presque exclusivement des Hutu, parfois armés. Ces éléments armés s'étaient établis dans le nord du Kivu, dans les environs de Goma et dans le Kivu méridional autour de Bukavu. De là ils organisaient des opérations de commandos sur le territoire rwandais, ce qui a créé un problème d'insécurité pour le nouveau régime de ce pays. Ces éléments Hutu ont bénéficié du soutien à tout le moins passif, voire parfois actif, du régime de Mobutu. L'ennemi de mon ennemi est mon ami ! Lorsque Kabila, une créature des pays voisins et surtout du Rwanda, lance sa soi-disant rébellion, il est l'ennemi de Mobutu et, puisque celui-ci est l'ami des ennemis du régime rwandais, à savoir les milices Hutu, le choix de l'alliance est vite fait.
L'Angola est un second exemple, mais on pourrait tout aussi bien évoquer le Soudan, l'Ouganda ou le Burundi. Depuis 25 ans, l'Angola connaît une guerre civile sanglante. Le régime de Luanda est confronté au mouvement rebelle le plus important encore actif dans la région, l'Unita, soutenue très activement par Mobutu ou du moins par des généraux mercantiles de son entourage. Le même raisonnement s'applique ici aussi : puisque Kabila est l'ennemi de Mobutu et Mobutu l'ennemi de l'Angola, l'Angola soutient Kabila. Lorsqu'après la chute de Bunia, le 25 décembre 1996, la rébellion, composée essentiellement de troupes rwandaises et ougandaises, contrôle une zone tampon assez limitée à l'est du Congo, les problèmes de sécurité de l'Ouganda, du Rwanda et du Burundi sont résolus. Les leaders et les militaires angolais insistent alors pour qu'elle avance plus loin vers l'ouest, car les problèmes de sécurité de l'Angola ne sont pas résolus par l'établissement de cette zone tampon dans le Congo oriental.
En mai 1997, Kabila s'empare du pouvoir et est confronté à un grand problème de légitimité interne. Il doit prendre de façon visible ses distances avec ses parrains rwandais et, dans une moindre mesure, ougandais.
Le grand Congo considère comme insupportable l'idée d'être contrôlé par le petit Rwanda. C'est ce que j'appelle le syndrome luxembourgeois. Un fort sentiment anti-luxembourgeois naîtrait en effet en Allemagne si le pays était occupé par le Luxembourg ou si, pour pouvoir participer à la direction de l'Allemagne, le Luxembourg soutenait un mouvement rebelle cherchant à y prendre le pouvoir. À l'origine, au Congo, il ne s'agissait pas d'un sentiment raciste mais il l'est devenu.
Lorsque Kabila a pris ses distances par rapport à ses parrains orientaux, une nouvelle guerre a éclaté. Les mêmes problèmes ont les mêmes effets. Le Rwanda, l'Ouganda et le Burundi ont à nouveau été attaqués à partir du territoire congolais et, le 2 août 1998, a commencé un conflit qui initialement ressemblait à une réédition des guerres précédentes.
À cette époque, les alliances ont commencé à glisser. Cette nouvelle guerre, qui n'était que le prolongement de la précédente, ne fut en fait pas une réédition. Les alliances ont commencé à changer parce que le raisonnement selon lequel l'ennemi de mon ennemi est mon ami a de nouveau joué. Lorsque les Rwandais et les troupes Banyamulenge ont atterri à Kitana et ont rapidement contrôlé le Bas-Congo, l'armée angolaise s'est retournée contre eux, c'est-à-dire contre leurs anciens alliés, car en 1996-1997, les Rwandais faisaient partie de l'alliance anti-Mobutu. Les services de renseignement angolais étaient convaincus qu'il existait de bons contacts entre l'Unita et le mouvement rebelle qui se formait dans l'Est. Il est apparu plus tard qu'ils avaient raison. L'Angola savait aussi que les généraux de Mobutu s'étaient rendus à Kigali et craignait que cela fasse le jeu de l'Unita. On connaît la suite. La guerre a pris une tournure différente. L'avance des différents mouvements rebelles, soutenus par l'Ouganda, le Rwanda et, dans une moindre mesure, par le Burundi ont été stoppés sur une ligne partageant le pays tout entier. (L'orateur trace une ligne allant grosso modo du nord-ouest au sud-est) L'Angola et le Zimbabwe ont envoyé beaucoup d'hommes au Congo et 11.000 militaires zimbabwéens, soit un tiers de l'armée, se trouvent toujours en territoire congolais. Ils ne raisonnaient pas en termes de droit international, de droits de l'homme ou de souveraineté, mais en termes d'intérêt propre.
J'en viens aux activités économiques extraterritoriales. On constate deux phénomènes étroitement liés entre eux, à mon sens effrayants et très visibles en Afrique centrale, même s'ils existent sur tout le continent : la privatisation et la criminalisation des espaces publics.
Je donne deux exemples de la privatisation des espaces publics.
Il y a d'abord la privatisation du maintien du droit et de l'ordre. En fait, il n'existe aucun droit et aucun ordre. Il serait préférable de parler de maintien de la sécurité et de contrôle de la population, même par des massacres. La fonction est normalement assurée par l'État qui détient le monopole de la violence légitime. Les milices ethniques de tout poil, les mouvements rebelles et les armées étrangères maintiennent au Congo un certain ordre qui permet l'exploitation économique du territoire.
Deuxièmement, la privatisation de la fonction fiscale. Toutes sortes d'impôts et de taxes sont prélevées. On dresse des barricades sur la route et on réclame une certaine somme à ceux qui veulent se rendre de A à B. C'est une forme de péage. Par exemple, pour transporter des légumes du champ au marché, il faut payer 10% de leur valeur.
La privatisation a été partiellement réalisée au moyen de security firms, en fait des mercenaires, mais beaucoup moins « romantiques » et bien plus dangereux que les armées de mercenaires qui s'y trouvaient précédemment. Je pense à des organisations comme Executive Outcomes ou Sandline. Cela va si loin qu'en juillet 1997, la Defense Intelligence Agency américaine a organisé un séminaire consacré à la privatization of peacekeeping in sub-Saharan Africa et auquel ont assisté Tim Spicer, le patron de Sandline, des collaborateurs de MPRI, des représentants et des diplomates de l'Angola et de l'Ouganda et même des organisations non gouvernementales telles que Worldvision et la Croix-Rouge internationale. Cela démontre que, dans certains pays, la privatisation de la sécurité est dans une certaine mesure acceptée.
Il y a aussi une criminalisation des États et des économies. Aussi bien sur le territoire congolais que dans les zones transfrontalières, de plus en plus d'entrepreneurs de l'insécurité sont actifs qui ne peuvent fonctionner que grâce à l'absence d'un État. En fait, ils n'ont pas besoin de grand-chose. Ils doivent pouvoir se tailler une enclave, de préférence en dehors du contrôle de l'État et sans obligations envers lui. En outre, les routes de transport, notamment aériennes, doivent pouvoir être protégées. Il n'en faut pas plus parce que l'exploitation de certaines ressources est encore artisanale et requiert peu de technologies. C'est le cas pour le coltan et le diamant.
Si j'insiste plus particulièrement sur la région des Grands Lacs, c'est parce c'est votre domaine mais ailleurs en Afrique aussi, certaines activités criminelles telles que le déversement de déchets toxiques sont parfaitement possibles.
La criminalisation des États et des économies est évidemment une menace pour eux et elle est encore favorisée par une particularité propre aux économies africaines, qui sont essentiellement des économies cash. Nombre de pays ayant vu leur système bancaire s'effondrer, le seul mode de paiement reste l'argent comptant. Si une transaction ne laisse aucune trace, par exemple parce que les diamants ou le coltan sont payés au moyen d'une mallette remplie de dollars, c'est particulièrement facile de blanchir l'argent du commerce des armes, de la drogue, etc., et ce phénomène a des répercussions internationales.
Dans ce contexte, il faut garder présent à l'esprit que tous les acteurs, étatiques et non étatiques, locaux, régionaux et nationaux, non seulement raisonnent en termes d'intérêts nationaux - rarement -, de groupes ou personnels et donc selon le principe que l'ennemi de mon ennemi est mon ami, mais agissent aussi en conséquence. Si vous voulez savoir pourquoi Kagame ou Mugabe par exemple agissent de telle ou telle manière, demandez-vous simplement ce que vous feriez si vous raisonniez selon leur logique. Je suis sûr que vous comprendrez.
N'oubliez pas qu'il s'agit d'acteurs très rationnels. Souvent nous sous-estimons cela. S'ils nous paraissent fréquemment irrationnels, c'est parce qu'ils n'agissent pas comme nous le souhaiterions. Les droits de l'homme, la gestion de leur pays, la démocratisation et le sort de la population ne les intéressent pas, mais ce sont des acteurs très rationnels qui mettent en balance les coûts et les profits. C'est une des causes pour lesquelles ces guerres se prolongent. En effet, la guerre, l'instabilité, leur rapportent en fin de compte bien plus que la paix. Un certain nombre d'acteurs de cette région peuvent donc agir à leur guise en raison de l'absence d'États, de l'instabilité, de la porosité des frontières et des activités militaires et économiques transfrontalières. Leur comportement ne changera que lorsque nous rendrons la guerre plus coûteuse et la paix financièrement plus intéressante. Nous le faisons trop peu.
J'en viens à mon dernier point. Il nous faudra examiner quel doit être le résultat de cette commission qui prend beaucoup de temps et d'énergie. Une approche très opérationnelle s'impose. Vous entendrez encore d'autres témoins. L'annuaire publié par notre centre contient pas mal de choses sur ce sujet, par exemple sur la politique de deux poids et deux mesures que la communauté internationale pratique à l'égard des différents acteurs. Des pays comme le Rwanda et, jusqu'il y a peu, l'Ouganda, ont été traités avec bien plus de générosité par la communauté donatrice internationale alors que leurs régimes, très contestables, ne respectent pas les conditions qui leur sont, en principe, imposées. Le Zimbabwe, le Congo ou le Burundi par exemple bénéficient d'une aide internationale bien moindre alors que le Rwanda et l'Ouganda sont en fait des économies « aid driven ».
Lorsqu'on parle de taux de croissance dans ces pays, il s'agit d'une croissance induite de l'extérieur à laquelle ne correspond pas une production locale. Ces pays sont soutenus parce que leurs taux de croissance sont favorables et, de ce fait, ces taux s'améliorent encore.
Il nous faut influencer l'analyse coûts-bénéfices de ces acteurs criminels - je n'hésite pas à les qualifier ainsi - que sont Musevini, Kagame, Mugabe, Dos Santos, Kabila père, et j'en passe. Nous faisons comme s'il s'agissait de chefs d'État, mais en fait ce sont des seigneurs de la guerre que nous devons traiter comme tels. Alors seulement, nous pourrons influencer leur analyse coûts-profits. Je suis un peu plus prudent en ce qui concerne Buyoya. Le fils Kabila est aussi un peu plus convenable, à moins que, tout simplement, il ne se vende mieux.
Je crois que la commission d'enquête aura des difficultés à en apprendre beaucoup plus sur le phénomène du pillage du Congo, tout simplement parce qu'elle n'en a pas les moyens. Il s'est déjà passé bien des choses et nous n'allons pas réinventer la poudre. Il y a le travail des Nations unies mais d'autres organisations ont aussi fait de l'excellent travail. Je songe notamment à l'IPIS, qui travaille en partenariat avec la PAC, « Partnership Africa Canada ».
Ce que la commission peut faire, c'est se concentrer sur l'implication de la Belgique dans ce type d'activités et sur la question de savoir comment il faut y réagir. Commettent-ils aussi des délits contre le droit belge ? Des initiatives législatives doivent-elles éventuellement être prises ?
Une question importante est aussi la manière dont la Belgique et l'Union européenne gèrent cette situation. Je viens de citer la politique des deux poids deux mesures. Quel est l'impact du renforcement ou de la diminution de la coopération au développement sur le comportement de certains acteurs ? Ne donne-t-on pas de mauvais signaux ? J'ai déjà renvoyé au traitement très privilégié accordé au Rwanda. Ce pays bénéficie encore d'un « crédit post-génocidaire » qui ne se justifie plus. Tout est permis parce qu'il y a eu génocide, comme l'État d'Israël s'est longtemps cru tout permis parce qu'il y avait eu l'holocauste. Le raisonnement est d'ailleurs souvent très similaire.
Ici aussi, je songe à certains acteurs précis. J'ai l'impression, par exemple, que notre ambassadeur à Kigali, M. Lastchenko, constitue un véritable problème. He's gone native. Il est devenu en quelque sorte membre d'honneur du RPF et notre ambassade à Kigali envoie au régime rwandais des signaux bien différents de ceux qui émanent du cabinet des Affaires étrangères et des autres postes diplomatiques. On envoie donc constamment des signaux contradictoires. Notre ambassadeur à Kampala, M. Peeters, se voit tout le temps obligé de corriger ou de contredire les communications de son collègue Lastchenko. Voilà un autre sujet d'examen utile pour cette commission.

De voorzitter. - Uw interessante uiteenzetting roept heel wat vragen op. Er zijn meer vragen dan antwoorden. Een van die vragen gaat over de verhouding tussen het instandhouden van de oorlog, enerzijds, en de handel, anderzijds. De vraag rijst naar het verband tussen de `staat' - dikwijls krijgsheren - en de particuliere belangen.

M. le président. - Votre exposé intéressant suscite bien des questions. Il y a plus de questions que de réponses. L'une de ces questions concerne le lien entre la poursuite de la guerre et le commerce. Se pose la question du lien entre l'« État », généralement les chefs de guerre, et les intérêts particuliers.

De heer Michiel Maertens (AGALEV). - Ik zou graag gedetailleerd ingaan op de private security firms. Zijn er gegevens bekend over de financiering van deze beveiligingsfirma's? Zijn de namen ervan bekend? Sinds wanneer zijn ze actief? Voor wie werken ze? Zijn er verbanden met Belgische bedrijven of personen? Deze gegevens zouden ons in staat moeten stellen na te gaan of deze bedrijven volgens het Belgisch recht over de schreef gaan.

M. Michiel Maertens (AGALEV). - J'aimerais me pencher plus particulièrement sur les private security firms. Dispose-t-on de données sur le financement de ces entreprises de sécurité ? Connaît-on leurs noms ? Depuis quand sont-elles actives ? Pour qui travaillent-elles ? Ont-elles des liens avec des entreprises ou des ressortissants belges ? Ces données devraient nous permettre de vérifier si, selon le droit belge, ces entreprises dépassent les limites autorisées.

De heer F. Reyntjens. - Daar is al heel wat onderzoek over verricht, onder meer door Johan Peleman van IPIS. Ook het Institute of Security Studies in Pretoria heeft hier degelijk onderzoek over gedaan.
Deze activiteiten worden vaak gefinancierd door de opbrengst van wat beschermd wordt, dus meestal in natura. De Britse beveiligingsfirma Sandline bijvoorbeeld, die actief was in Sierra Leone, heeft zichzelf betaald met diamanten. Deze firma's zijn natuurlijk altijd actief in gebieden waar wat te halen valt.
In verband hiermee verwijs ik nog eens naar het militair commercialisme. Chris Dietrich heeft hierover in IPIS en in de UA onderzoek gedaan. Hieruit blijkt dat de militaire kooplui, militairen die zich inlaten met economische activiteiten, hun beslissingen steeds meer baseren op commerciële overwegingen in plaats van op strategische of tactische. Troepen worden ingezet in streken waar grondstoffen aanwezig zijn en `blijven er hangen'. Het terugtrekken van troepen uit een vreemd land wordt tot op zekere hoogte beïnvloed door commerciële overwegingen. Terugtrekking wordt in die omstandigheden bemoeilijkt doordat het een verlies van opbrengsten met zich meebrengt.
Naast de financiering in natura, vindt er financiering door regeringen plaats. Voor mij is het duidelijk dat Amerikaanse inlichtingendiensten en actieagentschappen zeer nauwe banden hebben met, bijvoorbeeld, MPRI, Military Professional Resources Inc. MPRI is opgericht door gepensioneerde Amerikaanse kolonels en generaals. Het is duidelijk dat zij nauw samenwerken met organisaties als DIA, CIA, Special Forces, enzovoort.
Ik kan nu maar één naam van een Belgisch bedrijf noemen dat als privé-beveiligingsfirma kan worden bestempeld, namelijk IDAS. Het heeft daarenboven zijn hoofdzetel in een of ander fiscaal paradijs. Voor het overige heb ik geen weet van Belgische beveiligingsfirma's. Ik denk niet dat er andere bestaan die in Afrika opereren. In de jaren '60 heeft België de eerste generatie huurlingen geleverd. Eind '96 waren er ook nog eens Belgische huurlingen. Ik denk aan kolonel Christian Tavernier, die in de buurt van Kisangani is gaan `vechten' aan de zijde van Mobutu. Dat - eerder romantische - fenomeen is echter volledig verdwenen.
Ik zal in ieder geval de documentatie over dit thema aan de commissie bezorgen.

M. F. Reyntjens. - De nombreuses enquêtes ont déjà été effectuées à ce propos, notamment celle de M. Johan Peleman de l'IPIS et une autre de l'Institute of Security Studies de Pretoria.
Ces activités sont souvent financées par le produit de ce qui est protégé, donc généralement en nature. La Sandline, entreprise britannique de sécurité qui était active au Sierra Leone, s'est rémunérée elle-même en diamants. Bien entendu, ces entreprises sont toujours actives dans les territoires où il y a quelques bonnes affaires à réaliser.
En relation avec ce qui précède, je renvoie une fois de plus au commercialisme militaire. L'enquête effectuée à ce sujet par Chris Dietrich a fait apparaître que les commerçants militaires, c'est-à-dire ceux qui s'ingèrent dans les activités économiques, basent de plus en plus leurs décisions sur des considérations commerciales plutôt que stratégiques ou tactiques. Des troupes se déploient et demeurent dans les régions qui recèlent des matières premières. Le retrait des troupes d'un pays étranger est, jusqu'à un certain niveau, dicté par des considérations commerciales. Ces conditions rendent plus difficile le retrait des troupes parce qu'il implique une perte de revenus.
Outre le financement en nature, il existe un financement par les gouvernements. Pour moi, il est clair que les services de renseignements américains entretiennent des liens très étroits avec le MPRI. Celui-ci a été créé par des colonels et des généraux américains à la retraite qui travaillent, bien entendu, en étroite collaboration avec des organisations telles que la DIA, la CIA, etc.
Je ne puis que citer le nom d'une entreprise belge pouvant être considérée comme une entreprise privée de sécurité, à savoir l'IDAS dont le siège se trouve dans l'un ou l'autre paradis fiscal. Je ne crois pas qu'il en existe d'autres. Dans les années 60, la Belgique a livré la première génération de mercenaires. Je songe au colonel Christian Tavernier, qui est allé « combattre », aux côtés de Mobutu, dans la région de Kisangani. Ce phénomène - plutôt romantique - a toutefois complètement disparu.
Je transmettrai en tout cas à la commission la documentation à ce sujet.

De voorzitter. - De heer Peleman is uitgenodigd op een van de volgende hoorzittingen.
Ik zou het op prijs stellen indien u ons ook de adressen van interessante websites in verband met ons onderzoeksonderwerp bezorgt.

M. le président. - M. Peleman a été invité à l'une de nos prochaines auditions.
J'aimerais que vous nous communiquiez les adresses des sites web en relation avec l'objet de l'enquête.

Mevrouw Erika Thijs (CD&V). - In Congo zijn nog veel Zimbabwaanse troepen aanwezig. Ze blijven er vooral voor de grondstoffen. Heel wat chiefs zouden immers belangen hebben in Congolese mijnen. Drijven de firma's ook handel met buitenlandse mogendheden, bijvoorbeeld het Zimbabwaanse leger, of gebeurt deze handel enkel met personen ter plaatse?

Mme Erika Thijs (CD&V). - De nombreuses troupes du Zimbabwe sont encore présentes au Congo. Elles y restent surtout pour les matières premières. De nombreux chefs auraient, en effet, des intérêts dans les mines congolaises. Les entreprises font-elles du commerce avec les puissances étrangères, par exemple l'armée du Zimbabwe, ou seulement avec des personnes sur place ?

De heer F. Reyntjens. - In het tweede rapport van de VN wordt over Zimbabwe gesproken. Het VN-panel heeft dit onderwerp summier, maar goed behandeld.
In Zimbabwe, en ook Rwanda, zijn de exploitatieactiviteiten institutioneel. In Uganda daarentegen gaat het veel meer om individuele initiatieven. De institutionalisering van de exploitatiepraktijken in Zimbabwe gaat zover dat er in het Zimbabwaanse leger zelfs een organisatie is, de Operation Sovereign Legitimacy of Osleg, die in een joint venture met Comiex is gestapt. Comiex is een bedrijf van Kabila, niet van de alliantie. Het bestond reeds toen Kabila nog in de maquis zat op het einde van de jaren '60. Tijdens de oorlog in 1996-1997, dus vóór Kabila aan de macht was, werd er door Miba, dat een zetel heeft in Brussel, drieënhalf miljoen dollar gestort op een rekening van Comiex. De mededeling van de stortingsopdracht was: contribution à l'effort de guerre. Een onderneming zoals Osleg in Zimbabwe of de joint venture Cosleg is een sprekende illustratie van het institutionele karakter van deze operaties. De namen van Zimbabwaanse hogere officieren die op zeer directe wijze bij deze activiteiten zijn betrokken, zijn bekend. Hun betrokkenheid is één van de redenen waarom Zimbabwe tussenbeide is gekomen aan de zijde van Kabila in 1998. Ik zou beter zeggen Mugabe, want het Zimbabwaanse parlement werd niet eens ingelicht. De vrees bestond in Zimbabwe dat investeringen, verkregen concessies en ook een lening aan Kabila die was verleend toen de rebellie nog aan de gang was, verloren zouden gaan. Het gaat om een bedrag tussen 50 en 200 miljoen dollar. Dat betekent niets voor een economie als de Belgische, maar is een groot bedrag voor kleine economieën. Om een idee te geven: het volledige bruto regionaal product van heel Afrika ten zuiden van de Sahara bedraagt evenveel als het Belgisch bruto nationaal product. Het gaat dus om zeer kleine economieën. Zelfs de Zuid-Afrikaanse economie is kleiner dan de Vlaamse en ongeveer even groot als de Waalse, terwijl er 40 miljoen inwoners zijn.
Aan Rwandese zijde zien we hetzelfde institutionele plaatje. Het is markant dat de ESO, de External Security Organisation of de dienst voor buitenlandse inlichtingen van Rwanda, een Congodesk heeft met een onderafdeling `Production'.
Angola is vrij weinig betrokken bij dit soort van operaties. De grootste operatie die bekend is, de olieraffinage en -distributie, is relatief klein en lijkt legitiem.
In Uganda zijn de exploitatieactiviteiten niet geïnstitutionaliseerd, wat het natuurlijk niet minder erg maakt.

M. F. Reyntjens. - Le deuxième rapport de l'ONU parle du Zimbabwe. Le panel de l'ONU a traité ce thème d'une manière sommaire mais correcte.
Au Zimbabwe et au Rwanda, les activités d'exploitation sont institutionnelles. En Ouganda, en revanche, il s'agit beaucoup plus d'initiatives individuelles. Au Zimbabwe, l'institutionnalisation des pratiques d'exploitation est tellement poussée qu'une organisation de l'armée zimbabwéenne, l'Operation Sovereign Legitimacy (Osleg) a conclu une joint venture avec la Comiex. La Comiex est une entreprise de Kabila et non de l'Alliance. Elle a vu le jour à la fin des années soixante, alors que Kabila était encore dans le maquis. Pendant la guerre de 1996-1997, soit avant l'arrivée de Kabila au pouvoir, la Miba, qui dispose d'un siège à Bruxelles, a versé 3,5 millions de dollars sur un compte de la Comiex à titre de « contribution à l'effort de guerre ». Une entreprise comme l'Osleg au Zimbabwe ou la joint venture Cosleg illustrent bien le caractère institutionnel de ces opérations. Des officiers supérieurs zimbabwéens sont directement impliqués dans ces activités. C'est d'ailleurs une des raisons pour lesquelles le Zimbabwe, ou plus exactement Mugabe car le Parlement zimbabwéen n'était même pas informé, est intervenu aux côtés de Kabila en 1998. On craignait au Zimbabwe que les investissements, les concessions obtenues et un prêt accordé à Kabila à l'époque de la rébellion ne soient perdus. Il était question d'un montant de 50 à 200 millions de dollars, montant considérable à l'aune des petites économies africaines.
Nous observons la même tendance institutionnelle du côté rwandais. Il est frappant que l'External security organisation (ESO), service de renseignements extérieurs du Rwanda, dispose d'un bureau au Congo doté d'une division « Production ».
L'Angola n'est guère concerné par des opérations de ce type. La plus grande opération connue, le raffinage et la distribution de pétrole, est relativement modeste et semble légitime.
En Ouganda, les activités d'exploitation ne sont pas institutionnalisées, ce qui, naturellement, ne rend pas la situation moins grave.

De heer Jurgen Ceder (VL. BLOK). - Welke politieke rol spelen de Verenigde Staten in dat conflict? U had het over MPRI, de DIA en zelfs de CIA. Kunnen wij zeggen dat de Verenigde Staten onvoorwaardelijk de zijde hebben gekozen van Rwanda, Uganda en hun bondgenoten? Of is dat overdreven?

M. Jurgen Ceder (VL. BLOK). - Quel rôle politique les États-Unis jouent-ils dans ce conflit ? Vous avez parlé du MPRI, de la DIA et même de la CIA. Pouvons-nous dire que les USA ont choisi inconditionnellement le camp du Rwanda, de l'Ouganda et de leurs alliés ou est-ce excessif ?

De heer F. Reyntjens. - Ik denk dat dit nu niet langer het geval is, maar dat was zeer duidelijk wel zo in de eerste fase van de oorlog. In 1996 en 1997 hebben de Amerikanen ronduit de kaart getrokken van hun bondgenoten. Zoals u weet spraken de Amerikanen in die periode van de African renaissance en de new leaders. Ik ga nu iets stouts zeggen, maar de Amerikanen worden niet acuut gehinderd door overdreven dossierkennis als het om Midden-Afrika gaat. Ze lanceren soms iets waarover ze na enige tijd alle controle verliezen en dan zitten wij, maar eigenlijk vooral de bevolkingen van die regio's, met de gebakken peren. Vergeet niet dat de Verenigde Staten ook Laurent Kabila hebben beschouwd als één van die nieuwe leiders.
Er zijn heel veel goede aanwijzingen voor de nabije Amerikaanse betrokkenheid op alle gebieden, politiek, diplomatiek en militair. Ik heb die eens op een rijtje gezet in een boek, La guerre des Grands Lacs, dat twee jaar geleden is uitgegeven bij L'Harmattan. Die betrokkenheid neemt soms de vorm aan van manipulaties. Ik zal daarvan een voorbeeld geven. Vanaf november 1996 tekende zich een humanitair drama af. Ik verwijs naar de Rwandese vluchtelingen, van wie een deel terug naar Rwanda is gedreven en een ander deel is vermoord, vooral in de omgeving van Goma, maar ook rond Bukavu. Daarna begon die infernale saga naar het westen. De Verenigde Naties hebben 200.000 unaccounted for in die groep geteld, dat betekent dus 200.000 doden. Er heeft toen een macaber spel van cijfers plaatsgevonden. Hoeveel mensen trokken naar het westen? Hoeveel potentiële slachtoffers waren er? Dat blijken er 400 à 450.000 te zijn geweest. De Amerikanen hebben toen zeer actief - onder meer vanuit de ambassade van Kigali - deelgenomen aan een desinformatiecampagne. Ze beweerden dat het ging om tens of thousands perhaps, terwijl ze op grond van de informatie verzameld door hun Orion-vliegtuig de precieze aantallen kenden. Er zijn goede aanwijzingen dat de Amerikanen zelfs aan het RPA, het Rwandese Patriottische Leger, informatie hebben verstrekt over de concentratie van vluchtelingen, die daarna systematisch door het Rwandese leger zijn uitgeroeid. Ik zou u een lange lijst van bewijzen kunnen bezorgen. Zo werd het Intelligence Control Commands Center, gevestigd in Kigali, in 1996-1997 bemand door een allegaartje van personeel. Vanuit het oogpunt van de logistiek en de communicatie was dat een enorme operatie, waarbij de Amerikanen vooral instonden voor de communicatie.
Toen Kabila aan de macht kwam en het in de herfst van 1997 duidelijk werd dat een nieuw conflict op komst was tussen Kabila en de sponsors van de rebellen in het oosten, zijn de Amerikanen meer en meer afstand gaan nemen van Kabila als new leader.
De Amerikanen zijn zeer actief betrokken geweest, ook op diplomatiek vlak, bij de eerste fase van de oorlog. Richardson, Susan Rice en anderen waren voortdurend ter plaatse en hebben getracht een zachte landing in Kinshasa te organiseren, die er uiteindelijk niet door hun toedoen is gekomen, maar door de instorting van het Mobuturegime.
Nu stellen we echter vast dat de Amerikanen nagenoeg afwezig zijn in de tweede oorlog. Colette Braeckman heeft gesuggereerd - maar ik heb dat nooit kunnen verifiëren - dat de Amerikaanse marine vanuit de baai van Matadi de operatie naar Kitona zou hebben begeleid. Ik weet niet of dat waar is. Ik heb daarvan nooit enig bewijs gezien, maar het wordt gezegd.
Voor het overige zie je zeer goed dat de Amerikanen vast zitten. Ils sont paumés. Hun theorie klopt niet meer. Eerst is er de ramp in Ethiopië en Eritrea. Meles Zenawi en Afeworki, de nieuwe leiders, waren nochtans twee good boys. Maar dan gingen ze een bloedige oorlog uitvechten, waaraan althans voorlopig een einde is gekomen. Nu is het ruzie tussen twee andere `goede jongens': Kagame en Museveni. Zij staan op het punt om oorlog te voeren. Dat is weer een illustratie van de verschuivende allianties. Eigenlijk zitten Rwanda en Uganda al in een oorlogslogica. Ze zullen wellicht niet onmiddellijk een territoriale oorlog beginnen, maar ze bereiden wel volop de destabilisatie van hun buurland voor via proxies, rebellenbewegingen die ze desnoods zelf creëren met toepassing van het principe dat de vijanden van mijn vijanden mijn vrienden zijn.

M. F. Reyntjens. - Je pense que ce n'est plus le cas mais il en était bien ainsi durant la première phase de la guerre. En 1996 et 1997, les Américains ont clairement joué la carte de leurs alliés. Quand il est question de l'Afrique centrale, les Américains ne s'embarrassent pas trop d'une connaissance approfondie des dossiers. Ils lancent parfois un processus qu'ils ne contrôlent plus du tout par la suite et ce sont les populations locales et nous-mêmes qui nous retrouvons dans de beaux draps. N'oublions pas qu'ils ont également soutenu Kabila.
De très nombreux indices fiables montrent que les Américains ont été impliqués de très près dans tous les domaines, politique, diplomatique et militaire. Cette implication prend parfois la forme de manipulations. Les Américains ont ainsi volontairement minimisé le nombre de morts lors de l'exode de réfugiés rwandais à partir de novembre 1996.
Ils auraient même fourni à l'Armée patriotique rwandaise des informations sur la concentration de réfugiés, lesquels ont ensuite été systématiquement exterminés. Les preuves de leur implication sont nombreuses.
Lorsque Kabila s'est emparé du pouvoir et lorsqu'il est apparu en 1997 qu'un nouveau conflit allait opposer celui-ci aux sponsors des rebelles à l'Est, les Américains se sont de plus en plus distanciés de Kabila.
Les Américains se sont impliqués très activement, y compris sur le plan diplomatique, dans la première phase de la guerre. Les émissaires américains ont tenté d'organiser un atterrissage en douceur à Kinshasa, lequel est finalement intervenu à la suite de l'effondrement du régime de Mobutu et non de l'action américaine.
Nous constatons toutefois aujourd'hui que les Américains sont pratiquement absents de la deuxième guerre. Colette Braeckman suggère que la marine américaine aurait encadré l'opération vers Kitona mais je n'ai jamais pu en trouver la moindre preuve.
Pour le reste, nous voyons bien que les Américains sont mal pris. Leur théorie ne tient plus la route. Plusieurs des leaders africains qu'ils ont soutenus se font la guerre ou sont sur le point de le faire. Les alliances sont changeantes. Le Rwanda et l'Ouganda sont déjà dans une logique de guerre, ils cherchent à se déstabiliser mutuellement, en créant au besoin eux-mêmes des mouvements rebelles.

Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V). - Hoe beoordeelt u de diplomatie van de Europese Unie en haar lidstaten?

Mme Sabine de Bethune (CD&V). - Comment jugez-vous la diplomatie de l'Union européenne et de ses États membres ?

De heer F. Reyntjens. - De Unie heeft in Midden-Afrika de reputatie die ze ook in andere contexten heeft, namelijk dat ze een economische reus en een politieke dwerg is. Wij hebben, zoals in vele andere situaties, geen gemeenschappelijk Europees beleid inzake Centraal-Afrika. Het enige wat de EU doet is een speciale gezant sturen, Aldo Ajello. Die heeft echter geen enkele hefboom in handen. Ik apprecieer ten zeerste wat hij daar doet. Hij kent en analyseert de regio op een uitstekende wijze, maar hij kan niet meer doen dan het goede woord prediken.
Dat heeft consequenties. Ik verwijs naar twee artikelen die in het laatste jaarboek verschenen zijn, namelijk een artikel van Luzolele en André en een ander artikel van Marysse en André, over het meten met twee maten. Zowel de Unie als sommige lidstaten sturen volstrekt verkeerde signalen naar de krijgsheren. Ook het IMF doet dat. In Nederland woedt de discussie over de vraag of Rwanda al dan niet moet voorkomen in de lijst van de 17+3 of 18+4. Minister Herfkens wordt met heel wat weerstand geconfronteerd. Het Verenigd Koninkrijk is voor Rwanda een zeer belangrijke donor geworden, terwijl het er in 1994, toen Rwanda door de genocide in de internationale belangstelling kwam, zelfs nog geen ambassade had. De bilaterale coöperatie bestond nauwelijks. Nu heeft het een volwaardige ambassade met een militaire attaché en een zeer belangrijke bilaterale samenwerking.
Op het niveau van de Unie bestaat er dus naar mijn gevoel geen beleid. Het ontwikkelingsbeleid van de Unie geeft de krijgsheren dan weer verkeerde signalen.
Als individueel donorland voert België een relatief evenwichtig beleid. Afgezien van de verontschuldigingen van premier Verhofstadt in Kigali, veeleer een symbolische daad, geven wij het Rwandese regime niet de indruk dat we blanco cheques uitschrijven. Kigali beseft dat zeer goed en de Rwandees-Belgische bilaterale relaties zijn weliswaar behoorlijk, maar niet hartelijk. Dat komt omdat de Rwandezen eigenlijk vinden dat wie niet met hen is, tegen hen is. De geringste kritiek op het Rwandese beleid wordt, verbaal althans, afgestraft.

M. F. Reyntjens. - En Afrique centrale, l'Union a la même réputation que dans d'autres contextes, elle passe pour un géant économique mais pour un nain politique. Il n'existe pas de politique européenne commune à l'égard de l'Afrique centrale. L'Union se contente d'envoyer un émissaire spécial, Aldo Ajello. Celui-ci analyse parfaitement la situation dans la région mais il est totalement démuni.
Cela a des conséquences. L'Union européenne et certains États membres envoient de mauvais signaux aux chefs de guerre. Il en va de même pour le FMI. Le Royaume-Uni, par exemple, est devenu un donateur très important du Rwanda alors qu'en 1994, au moment du génocide, il ne disposait même pas d'une ambassade dans ce pays.
En tant que pays donateur individuel, la Belgique mène une politique relativement équilibrée. Nous ne donnons pas au régime rwandais l'impression d'émettre des chèques en blanc. Kigali en est bien conscient et les relations bilatérales belgo-rwandaises, si elles sont correctes, ne sont pas cordiales. Les Rwandais considèrent en effet que qui n'est pas pour eux, est contre eux. La moindre critique à l'égard de la politique rwandaise est sanctionnée, du moins verbalement.

De heer Michiel Maertens (AGALEV). - U zei daarnet dat de financiële steun van het Verenigd Koninkrijk aan Rwanda sterk is gestegen en dat de steun van de Verenigde Staten, ook aan Uganda, sinds de tweede fase van de oorlog, op het ogenblik dat Europa achteruit ging, eveneens sterk toenam. Wat zit daar allemaal achter?

M. Michiel Maertens (AGALEV). - Vous venez de dire que l'aide financière du Royaume-Uni au Rwanda a fortement augmenté et que l'aide des États-Unis a également été renforcée, y compris en faveur de l'Ouganda, depuis la seconde phase de la guerre. Qu'est-ce que cela cache ?

De heer F. Reyntjens. - De stijging van de Amerikaanse hulp is vrij beperkt. De Amerikanen vertellen veel, maar concreet, in miljoenen dollars, betekent het niet zoveel. De Britten doen oneindig veel meer en de Europese Unie doet nog veel meer. De Amerikanen geven deze regimes wel een diplomatieke en politieke dekking, maar financieel gezien valt het uiteindelijk een beetje tegen, of, wat mij betreft, mee. In tegenstelling met wat de Fransen denken, gaat het in Midden-Afrika niet om een strijd tussen een Franstalig en een Engelstalig blok. La perfide Albion is hier niet aan het werk. In Frankrijk leeft nog steeds zeer sterk het idee van het grote Anglo-Amerikaanse complot tegen Frankrijk. Herinner u: de erfvijand is Engeland, niet Duitsland, en de haven van Antwerpen is un pistolet braqué sur le coeur de l'Angleterre.
Voor de Britten heeft vooral het volgende een rol gespeeld. Uganda, de parel van Afrika, was zeker sinds 1967, nog vóór Amin aan de macht kwam, en onder Obote I een ramp, een absolute ramp. Het land kende een enorme achteruitgang op het vlak van economie, infrastructuur, politieke stabiliteit. Toen kwam in januari 1986 Museveni aan de macht, die het land terug op de sporen krijgt. Dat is de belangrijkste reden waarom de Britten, en vele anderen, Museveni hebben gesteund. In vergelijking met zijn voorgangers was hij zeker een grote vooruitgang. Intussen heeft hij zijn usefulness nagenoeg verloren. Hij is steeds meer een banale, incompetente dictator aan het worden.
Dan is de redenering snel gemaakt: Kagame is de `zoon' van Museveni en het bondgenootschap tussen het Uganda van Museveni en het Rwandees Patriottisch Front tijdens de burgeroorlog en na de machtsovername in Rwanda was tot 1999 zeer sterk. Eén van de redenen van de breuk tussen beide landen is trouwens de ruzie over de exploitatie van Congo. Een Congolees heeft het ooit prachtig uitgedrukt: het is alsof twee buren je huis binnenstappen en dan beginnen te vechten over wie de televisie mag stelen. Er zijn nog andere redenen, maar daarop zal ik hier niet ingaan, want er is geen tijd voor.
Wat Rwanda betreft, voelen de Britten zich natuurlijk schuldig over de genocide en dat protestantse schuld- en boetegevoel delen ze met Amerikanen en Nederlanders. Er is daar iets gebeurd waartegen ze hadden moeten optreden, maar dat hebben ze niet gedaan. De protestanten kennen niet, zoals de katholieken, het instituut van de biecht. De katholieken gaan te biecht en alles is vergeven. De protestanten moeten boete doen en dat kan door geld te geven, door hun schuld af te kopen. In de katholieke context noemen we dat aflaten. Deze elementen hebben voor de Britten gespeeld.
Voor de Amerikanen is de belangrijkste reden Sudan, waar in het zuiden de grens van het oprukkend islamitisch integrisme ligt. De partijen in de burgeroorlog in Zuid-Sudan worden in die context ook gesteund. Het SPLA, de belangrijkste rebellenbeweging in Zuid-Sudan, wordt zeer duidelijk gesteund door de Amerikanen en in mindere mate door de Britten. Opnieuw staat daar Uganda centraal. Zonder steun van Uganda, zonder uitvalsbasis en logistieke steun vanuit Noord-Uganda zou die rebellenbeweging het niet lang uithouden. In beide gevallen brengt dit een bijna spontane, natuurlijke steun en sympathie voor Uganda mee, en bij uitbreiding voor Rwanda.
Veel minder steun is er voor Burundi, terwijl daar ook Tutsi zijn. We hebben daarover trouwens een zeer ongenuanceerd beeld. Dé Tutsi bestaat niet; dé Hutu trouwens ook niet. De grote ideeën van een Tutsi-Hima-rijk zijn nonsens. Er heeft nooit een Tutsi-Hima-rijk bestaan. De door Tutsi gedomineerde monarchieën hebben elkaar in de geschiedenis voortdurend bestreden en de Tutsi-solidariteit die sommigen menen te zien, bestaat niet.
Het Burundese regime is dus geen offspring van Kampala en wordt dan ook helemaal anders behandeld door de internationale gemeenschap en vooral door de Britten en de Amerikanen.

M. F. Reyntjens. - L'augmentation de l'aide américaine est assez réduite, quoi qu'en disent les Américains. Les Britanniques font beaucoup plus et l'Union européenne encore davantage. Les Américains offrent à ces régimes une couverture diplomatique et politique mais sont plus hésitants sur le plan financier. Contrairement à ce que pensent les Français, on n'assiste pas en Afrique centrale à une lutte entre un bloc francophone et un bloc anglophone.
Depuis 1967, l'Ouganda, la perle de l'Afrique, était plongé dans une situation vraiment catastrophique sur le plan de l'économie, de l'infrastructure et de la stabilité politique. Museveni, arrivé au pouvoir en 1986, a remis le pays sur les rails. C'est principalement pour cette raison que les Britanniques et beaucoup d'autres l'ont soutenu.
Il représentait un net progrès par rapport à ses prédécesseurs. Aujourd'hui, il est de plus en plus considéré comme un dictateur incompétent.
Le raisonnement est alors vite fait : Kagame est le fils spirituel de Museveni et l'alliance entre l'Ouganda de Museveni et le Front patriotique rwandais durant la guerre civile et après la conquête du pouvoir au Rwanda a été très forte jusqu'en 1999. Une des raisons de la rupture entre les deux pays est d'ailleurs le différend quant à l'exploitation du Congo.
En ce qui concerne le Rwanda, les Britanniques éprouvent un sentiment de culpabilité face au génocide, sentiment typiquement protestant qu'ils partagent avec les Américains et les Néerlandais. Ils auraient dû intervenir mais ne l'ont pas fait. Les protestants qui ne peuvent se faire pardonner en se confessant, doivent racheter leur faute, notamment en offrant de l'argent.
Pour les Américains, la principale raison réside dans le Soudan où se situe, au sud, la frontière de la percée de l'intégrisme islamique. C'est dans ce contexte que sont soutenus les belligérants impliqués dans la guerre civile dans le sud du Soudan. Le principal mouvement rebelle, le SPLA, est clairement appuyé par les Américains et dans une moindre mesure, par les Britanniques. L'Ouganda occupe à nouveau une position centrale à cet égard. Sans l'appui de l'Ouganda, ce mouvement rebelle ne tiendrait pas longtemps. Cela vaut à l'Ouganda une sympathie spontanée qui rejaillit sur le Rwanda.
Le Burundi est beaucoup moins soutenu, alors que l'on y trouve aussi des Tutsis. L'image que nous nous faisons à ce propos est sans nuance. Le Tutsi n'existe pas, pas plus que le Hutu. Les idées que nous nous faisons d'un empire tutsi-hima sont insensées. Les monarchies dominées par les Tutsis se sont constamment combattues et la solidarité tutsie n'existe pas.
Le régime burundais n'est pas à la solde de Kampala et est par conséquent traité différemment par la Communauté internationale et surtout par les Britanniques et les Américains.

De voorzitter. - Professor Reyntjens, ik dank u voor deze inleiding.

M. le président. - Professeur Reyntjens, je vous remercie de cette introduction.

Mevrouw Judy Wickens. - Ik ben secretaris-generaal van het Tantalum-Niobium International Study Center (TIC). Dit is een internationale organisatie, opgericht overeenkomstig de Belgische wet van 1919 zoals vele andere internationale organisaties die in Brussel zijn gevestigd. We hebben ongeveer 70 leden, verspreid over meer dan 20 landen. Het gaat om mijnbouwondernemingen die grondstoffen delven. Na de extractie van tin blijft er tantaal over in de slakken. Het komt ook voor in pyrochloormijnen waar niobium wordt ontgonnen. Enkele van onze leden kopen het erts in kleine hoeveelheden aan bij mijnbouwondernemingen. Andere winnen het metaal uit het erts of produceren elektrische condensatoren met het materiaal dat door de raffinagebedrijven wordt geproduceerd. We hebben ook twee gespecialiseerde bedrijven die aan onderzoek doen.
Tantaal en niobium zijn twee metalen die refractair genoemd worden omdat ze niet gewonnen kunnen worden door het erts op te warmen. Er komen chemische producten aan te pas.
Voor de commissieleden die speciaal geïnteresseerd zijn in de grondstoffen die in de mijnen kunnen worden gewonnen, zal ik een kort overzicht geven van de industrie in haar geheel.
De dichtheid van tantaliet is 13,5 keer groter dan deze van water. Het gaat dus om een zeer zwaar metaal. Om enkele kubieke centimeter tantaliet te produceren zijn verschillende kubieke meter rots nodig. Het tantaliet wordt met fysieke middelen geconcentreerd. Nadien kunnen met chemische middelen tantaaloxide en niobiumoxide worden geproduceerd.
Als de zuurstof wordt onttrokken krijgt men een zeer fijn metaalpoeder dat gebruikt wordt om condensatoren te produceren, minuscule onderdelen van elektronische circuits die gebruikt worden in gsm's, pc's, auto-onderdelen, tv's, radio's en nog heel wat andere producten. Condensatoren kunnen ook op basis van aluminium, keramiek en binnenkort ook niobium worden geproduceerd.
Coltan is een delfstof. De term wordt in Afrika gebruikt voor columbiet-tantaliet. Het erts bevat maar weinig tantaal, in tegenstelling tot tantaliet, dat in grote hoeveelheden voorkomt in Australië, Brazilië, China en Afrika, niet alleen in de Democratische Republiek Congo en in Rwanda, maar ook in Ethiopië, Nigeria en Zimbabwe, Zuid-Afrika, Namibië, Mozambique, Egypte, Uganda, Burundi en nog andere landen. Tinslakken vindt men hoofdzakelijk in Thailand en Maleisië. In 2001 viert het niobium zijn tweehonderdste verjaardag; in 2002 zal het tweehonderd jaar geleden zijn dat tantaal werd ontdekt. De raffinagebedrijven bevinden zich in de Verenigde Staten, Duitsland, Japan, China en Thailand. Er komt dus altijd transport aan te pas.
Meer dan de helft van het tantaal wordt gebruikt voor de vervaardiging van condensatoren. Het metaal wordt ook gebruikt in vliegtuigmotoren en voor materieel voor de chemische en farmaceutische nijverheid. Tantaal wordt niet gemakkelijk aangetast door zuren. Hetzelfde geldt grosso modo voor niobium.
In de geneeskunde wordt tantaal gebruikt als hecht- en verstevigingsmiddel bij botbreuken. Het wordt ook gebruikt bij de aanmaak van een soort schuim voor de reconstructie van door kanker of een ongeval verminkte lichaamsdelen. Tantaal wordt niet door het lichaam afgestoten en blijft zeer lang stabiel.
Negentig procent van het niobium wordt gebruikt in een speciale staalsoort - die bevat minder dan één procent niobium - waardoor het bijna magische eigenschappen krijgt inzake weerstand tegen koude. Zodoende kan men veel minder staal gebruiken en toch zeer goede resultaten bekomen.
De overige tien procent van het niobium wordt gebruikt bij diverse toepassingen zoals de productie van supergeleiders in MRI, beeldvorming door magnetische resonantie, voor het onderzoeken van niet-benige lichaamsdelen. Niobium wordt in zeer geringe hoeveelheden gebruikt voor andere toepassingen. Een zeer dun laagje op glas verbetert de isolatie en blijft toch het licht doorlaten.
Onze vereniging verzamelt statistische gegevens. Wij schrijven artikelen om bekendheid te geven aan beide metalen. Wij organiseren gedetailleerde technische voordrachten. Onze vereniging is een forum voor de gebruikers van beide metalen.
De TIC oefent geen handelsactiviteit uit; wij verkopen niets, wij kopen niets aan. Het is een vereniging voor de afgevaardigden van de aangesloten bedrijven.

Mme Judy Wickens. - Je suis secrétaire générale du Centre d'études international de tantale et de niobium. Ce centre est une association internationale créée sur la base de la loi belge de 1919, comme beaucoup d'associations internationales établies à Bruxelles. Nous comptons environ 70 membres, répartis dans plus de 20 pays du monde, qui sont des sociétés qui exploitent des mines. Quelques-unes extraient aussi des matières premières directement de la terre. Le tantale reste dans les scories après extraction de l'étain. Il existe aussi des mines de pyrochlore dont on extrait le niobium. Quelques-uns de nos membres achètent les minerais en petites quantités chez les sociétés d'exploitation de mines. D'autres, les raffineurs, extraient le métal du minerai ou produisent des condensateurs électriques grâce au matériel produit par les raffineurs. Nous comptons aussi deux sociétés d'analyses très spécialisées.
Le tantale et le niobium sont deux éléments métalliques qualifiés de réfractaires parce qu'il est très difficile de les extraire de leur minerai. Leur température de fusion est très élevée. Il n'est donc pas possible de chauffer le minerai et d'en extraire le métal sous une forme liquide. Il faut donc recourir à des produits chimiques.
Si, en qualité de membres de cette commission, vous êtes particulièrement intéressés par les matières premières produites par les mines, je vous donnerai aussi un petit aperçu de l'industrie dans son ensemble.
Le tantalite possède une densité 13,5 fois supérieure à celle de l'eau. Il est donc vraiment très lourd. Pour produire quelques centimètres cubes de tantalite, plusieurs mètres cubes de rochers sont nécessaires. Le tantalite est concentré par des moyens physiques. Ensuite, grâce à des moyens chimiques, on peut produire de l'oxyde de tantale et de l'oxyde de niobium.
Cela ressemble alors à de la farine. Si l'on enlève l'oxygène, on peut obtenir un métal à l'état de poudre très fine. Avec celle-ci, on peut fabriquer des condensateurs, des minuscules composants de circuits électroniques. Ils sont utilisés dans la fabrication des téléphones mobiles, des PC, des pièces d'automobiles, des télévisions, des radios et de beaucoup d'autres choses encore. Ce n'est pas le seul moyen de fabriquer des condensateurs. Ceux-ci peuvent être construits à partir d'aluminium, de céramique et, bientôt, de niobium.
Le coltan est un minerai. Ce nom est utilisé en Afrique pour désigner la columbite tantalite. Personnellement, je n'avais entendu cette dénomination qu'une seule fois avant le milieu de l'année 2000. C'est un minerai qui représente une très petite source de tantale, la source principale étant la tantalite que l'on trouve en grande quantité en Australie, au Brésil, en Chine et en Afrique, non seulement en République Démocratique du Congo et au Rwanda, mais aussi en Éthiopie, au Nigéria, au Zimbabwe, en Afrique du Sud, en Namibie, au Mozambique, en Égypte, en Ouganda, au Burundi et dans d'autres pays. Quant aux scories d'étain, on les trouve principalement en Thaïlande et en Malaisie. En 2001, le niobium fête son 200ème anniversaire et, en 2002, nous célébrerons le bicentenaire de la découverte du tantale. Les sociétés qui extraient le métal du minerai se trouvent aux États-Unis, en Allemagne, au Japon, en Chine et en Thaïlande. Il faut donc toujours tenir compte des questions de transport.
Plus de 50% du tantale est utilisé dans la fabrication des condensateurs. Il est aussi utilisé dans celle de moteurs d'avions et dans la construction de matériel destiné à l'industrie chimique et pharmaceutique. En effet, le tantale n'est pas facilement attaqué par les acides. C'est à peu près la même chose pour le niobium.
Le tantale est aussi utilisé en médecine comme moyen de suture et de renforcement des os cassés. Il entre également dans la constitution d'une espèce de mousse pouvant être utilisée pour reconstruire une partie du corps endommagée par un accident ou un cancer. Le tantale n'est en effet pas rejeté par le corps humain, il y reste stable très longtemps.
Nonante pour-cent du niobium entrent dans la composition d'un acier très spécial - ce dernier contient moins d'un pour-cent de niobium -, ce qui lui confère des propriétés presque magiques en matière de résistance, par exemple contre le froid. On peut utiliser un acier beaucoup moins épais qui a néanmoins de très bonnes performances.
Les dix pour-cent restants de niobium entrent dans diverses applications, par exemple la fabrication de supraconducteurs utilisés dans la MRI, Magnetic Resonance Imaging, pour examiner les parties non osseuses du corps. Le niobium est encore utilisé en très faible quantité dans d'autres domaines. Une très fine couche peut être placée sur le verre pour renforcer l'isolation, tout en laissant entrer la lumière.
Notre association collecte des statistiques. Nous écrivons des articles afin de faire connaître les deux métaux. Nous organisons des réunions avec des présentations techniques détaillées. C'est un forum pour tous les utilisateurs de ces deux métaux.
Le TIC n'a pas d'activité commerciale ; nous ne vendons rien, nous n'achetons rien. C'est une association pour les délégués des sociétés membres.

De voorzitter. - Wij zouden graag meer informatie krijgen over de wereldproductie en over het belang van het gebied van de Grote Meren. Zou u ook de evolutie van de prijs kunnen toelichten, want hierover bestaan heel wat misverstanden? Zo kunnen we het belang van het gebied van de Grote Meren voor het coltan beter begrijpen. Waarom zijn de prijzen de jongste maanden zo geëvolueerd?

M. le président. - Nous aimerions avoir des renseignements plus précis sur la production mondiale et l'importance de la région des Grands Lacs. Pourriez-vous également donner une explication sur l'évolution des prix, car il y a beaucoup de malentendus à ce sujet ? Cela nous permettrait de comprendre l'importance de la région des Grands Lacs en ce qui concerne le coltan. Pourquoi les prix ont-ils tellement évolué ces derniers mois ?

Mevrouw Judy Wickens. - De wereldproductie door onze leden van ongeveer 1500 ton in 2000 is onlangs toegenomen. De raffinagebedrijven hebben verklaard dat zij 2600 ton grondstoffen ontvingen in het jaar 2000. Ter wille van de vertrouwelijkheid houden wij enkel statistieken bij op wereldschaal. Indien er slechts één bedrijf actief is in een land, dan komt het geven van het cijfer voor dat land neer op het vrijgeven van de omzet van het bedrijf in dat land. Dat is niet toegestaan. Ons uitvoerend comité heeft de productie van Centraal-Afrika van twee jaar geleden op 15% van de wereldproductie geschat en die van Australië op een derde of meer. Andere producenten zijn Brazilië, Canada, China; de Afrikaanse landen produceren zeer weinig.
Begin 2001 hebben wij onze leden verzocht om hun bronnen in Centraal-Afrika in het oog te houden, hoewel de ontginning en de verkoop in dit gebied dateert van 30 tot 40 jaar geleden, ten tijde van de Belgische koloniën.
Evenmin als andere verenigingen kennen wij de exacte prijzen, want er bestaat geen officiële prijs. Deze metalen worden niet verhandeld op markten als de London Metal Exchange. Er worden geen prijzen gepubliceerd; dat is trouwens het geval voor talrijke andere metalen waarvan de productie klein is.
Ik heb vernomen dat de prijs zeer hoog was op het einde van het jaar 2000, maar dat hij begin 2001 sterk is gedaald. Er was sprake van een nijpend tekort aan grondstoffen, vooral dan van tantaal. Twee pyrochloormijnen in Brazilië kunnen nog voldoende niobium produceren voor de hele wereld voor de volgende 300 jaar. Er is dus geen sprake van een gebrek aan niobium.
Voor tantaal is er een probleem gerezen, maar het is niet echt schaars. Het productieproces is vrij lang en moeilijk, en sommige stappen in de productieketen volgden niet. De fabrieken aan het einde van de keten hebben dan problemen gekregen. Ze hebben die echter nog groter gemaakt door verschillende bestellingen te plaatsen voor bestanddelen op het einde van de keten. De leveranciers van grondstoffen voor de productie van condensatoren konden niet meer volgen.

Mme Judy Wickens. - La production mondiale par nos membres, d'environ 1500 tonnes en 2000, a récemment augmenté. Les raffineurs ont déclaré avoir reçu 2600 tonnes de matière brute en 2000. Pour la région des Grands Lacs, nos statistiques sont uniquement établies au niveau mondial, dans un souci de confidentialité à l'égard de nos membres. S'il y a une seule société dans un pays, donner un chiffre pour le pays reviendrait à donner un chiffre pour la société, ce qui n'est pas autorisé. Notre comité exécutif a estimé la production de l'Afrique centrale d'il y a deux ans à 15% de la production mondiale et celle de l'Australie à un tiers, ou même davantage. Les autres pays producteurs sont notamment le Brésil, le Canada, la Chine ; actuellement les pays africains produisent très peu.
Début 2001, nous avons demandé à nos membres de veiller à leurs sources en Afrique centrale, bien que l'extraction et la vente du minerai de cette région remonte à 30 ou 40 ans, notamment du temps des colonies belges.
En ce qui concerne les prix, comme toute association, nous ne connaissons pas les prix exacts, il n'y a pas de prix officiel. Ces métaux ne sont pas vendus sur des marchés comme les London Metal Exchange. Il n'y a pas de publication de prix ; c'est d'ailleurs le cas pour de nombreux métaux à faible production.
J'ai appris que les prix étaient très élevés fin 2000 et qu'ils ont fortement diminué en 2001. On avait parlé d'une véritable pénurie de matières premières, surtout pour le tantale. Au moins deux mines de pyrochlore du Brésil produisent assez de niobium pour le monde entier pour au moins 300 ans encore. Il n'est donc pas question de pénurie de niobium.
Pour le tantale, un problème s'est posé mais il ne s'agissait pas vraiment de pénurie. Le processus de fabrication étant assez long et difficile, certaines parties de la chaîne ne suivaient pas. Les usines en fin de chaîne ont alors rencontré des difficultés et ont amplifié le problème. Elles ont passé plusieurs commandes pour les composants en fin de chaîne. Les fournisseurs de matières entrant dans la fabrication de condensateurs n'ont pas suivi.

De voorzitter. - Omdat het gerucht de ronde deed dat er een gebrek was, hebben de mensen dus veel meer besteld dan ze nodig hadden, waardoor er een overproductie ontstond en de prijzen instortten?

M. le président. - Donc, à cause d'une rumeur faisant état d'un manque, les gens ont commandé beaucoup plus que les quantités dont ils avaient besoin, ce qui a entraîné une surproduction et une chute des prix. Est-ce bien exact ?

Mevrouw Judy Wickens. - Toen het leek alsof er een gebrek was, stegen de prijzen. Onlangs is men tot de vaststelling gekomen dat er zelfs te veel grondstoffen zijn, en bijgevolg zijn de prijzen gedaald.

Mme Judy Wickens. - Quand il y avait un manque apparent, les prix augmentaient. Plus récemment, on s'est rendu compte qu'il y avait beaucoup de matières premières - on pourrait même dire qu'actuellement, il y a trop de matières premières disponibles - et, par conséquent, les prix ont diminué.

De heer Josy Dubié (ECOLO). - Ik dank u voor deze algemene uiteenzetting. Om onze werkzaamheden te doen vorderen hebben we meer cijfergegevens nodig.
Waar kunnen we meer precieze cijfers vinden over de hoeveelheid grondstoffen die in het gebied van de Grote Meren worden geproduceerd?
U zegt trouwens dat er geen officiële en openbare beurs is waar de prijs van deze goederen wordt bepaald. Nochtans hebben ze een prijs. Tot wie kunnen we ons wenden voor meer informatie hierover? Eventueel kan u achter gesloten deuren antwoorden.

M. Josy Dubié (ECOLO). - Je vous remercie de cet exposé qui me semble toutefois assez général. Pour pouvoir avancer dans nos travaux, nous devrions disposer de données plus chiffrées.
Où pourrions-nous trouver des chiffres précis sur la quantité de ces matières produites dans les différents pays qui nous intéressent, c'est-à-dire ceux de la région des Grands Lacs ?
Par ailleurs, vous dites qu'il n'y a pas de bourse officielle ou publique où le prix de ce type de matières est discuté et, pourtant, elles en ont un. A qui pouvons-nous nous adresser pour connaître ce prix et avoir ainsi un élément de référence ? Vous pouvez éventuellement nous répondre sur ce point à huis clos.

Mevrouw Judy Wickens. - We beschikken niet over cijfergegevens van de verschillende landen. We vragen onze leden ons de gegevens te verstrekken over de productie en de geraffineerde hoeveelheden en we beschikken over schattingen over het aantal condensatoren. Aangezien slechts een beperkt aantal bedrijven zich met de productie bezighoudt, beschikken we niet over afzonderlijke gegevens per land. Het gaat om totalen, die enkel betrekking hebben op onze leden. Ze worden vertrouwelijk bijgehouden door een vereniging van accountants.
Onze leden hebben hoe dan ook geen zetel in de landen van het gebied van de Grote Meren.
Onze statistieken geven enkel aan dat een deel van onze leden misschien in deze landen of elders heeft gekocht. Ze hadden ook kunnen kopen in kleine mijnen in Canada, Thailand of China. Er zijn ook producenten in Australië en Zuid-Amerika.
Wat de prijzen betreft, worden de metalen tussen de bedrijven verkocht tegen prijzen die ze onderling afspreken. Het TIC kent die prijzen niet.
In het algemeen wordt tantaal via langetermijncontracten en niet in kleine hoeveelheden verkocht. Dit laatste komt wel voor, maar over het algemeen wordt het per maand of per kwartaal verkocht op basis van contracten die lang voordien zijn gesloten. De prijzen ken ik niet.

Mme Judy Wickens. - Nous ne possédons pas les chiffres des différents pays. Nous demandons à nos membres de fournir des chiffres pour la production, aussi pour les quantités raffinées, et nous avons des estimations du nombre de condensateurs. Étant donné le nombre très limité de sociétés qui s'occupent de la production, nous ne disposons pas de chiffres pays par pays. Il s'agit uniquement de chiffres globaux et limités à nos membres. Ces chiffres sont gardés confidentiellement par une association de comptables.
Le total est communiqué à nos membres et, plus tard, publié.
De toute façon, nos membres n'ont pas de siège dans les pays de la région des Grands Lacs.
Nos statistiques indiquent simplement qu'une partie de nos membres ont peut-être acheté dans ces pays ou ailleurs. Ils auraient pu également acheter dans les petites mines du Canada, en Thaïlande ou en Chine. Il y a des producteurs en Australie et en Amérique du Sud.
En ce qui concerne les prix, les métaux sont vendus entre sociétés et ce, uniquement par négociations ; ces négociations sont commerciales. Ils ne sont pas connus du TIC.
En général, le tantale est vendu dans le cadre de contrats à long terme et pas en petites quantités. Cela existe mais, en général, il est vendu mois par mois ou trimestre par trimestre et à la suite de contrats négociés longtemps à l'avance. Les prix ne sont pas connus.

De heer Michiel Maertens (AGALEV). - Ik vraag geen vertrouwelijke cijfers over de verschillende firma's, maar ik heb wel vragen over bepaalde circuits tussen een aantal vennootschappen. Deze gegevens kunnen eventueel, zoals de heer Dubié zopas zei, achter gesloten deuren worden meegedeeld.
Het TIC is een belangrijke organisatie. Ze telt wereldwijd 66 leden en geeft een interessant tijdschrift uit. In juni reageerde deze organisatie al op het eerste VN-rapport. In het persbericht staat dat ze de activiteiten van illegale bedrijven betreurt. Ze vraagt haar leden duidelijk, ten eerste "to inform all its 66 member companies around the world of the issues surrounding the illegal activities and their consequences." Ik leid daaruit af dat de organisatie op de hoogte is van de illegale activiteiten en de gevolgen ervan. Ten tweede, wil zij "encourage major processors to obtain their tantalum and niobium raw materials from lawful sources ...". De organisatie weet dus ook dat er illegale bronnen zijn. Is Cluff Mining een van de leden van het TIC? We weten dat deze firma een joint venture heeft met Benro Research Corporation in Toronto. Welke weg wordt gevolgd, wie levert aan wie, zijn er Belgische bedrijven bij betrokken?
Uit rapporten blijkt dat er in juli 1996, dus nog voor de eerste oorlogsfase, in de streek van Kigali een concentratie-eenheid van tantaal werd opgericht. Over welke eenheid gaat het? Wat is de productiecapaciteit? Komt de productiecapaciteit in Rwanda overeen met de bronnen die dat land heeft? Beschikt mevrouw Wickens over deze cijfers? Heeft ze zicht op de trajecten en komen de capaciteiten overeen?

M. Michiel Maertens (AGALEV). - Je ne demande pas de chiffres confidentiels sur les différentes firmes mais je me pose des questions sur certains circuits entre des sociétés. Ces données pourraient être communiquées à huis clos, comme M. Dubié le suggérait.
Le TIC est une organisation importante. Elle compte 66 membres et édite une revue intéressante. En juin déjà, elle a réagi au premier rapport des Nations Unies. Dans son communiqué de presse, elle déplore les activités des entreprises illégales. Elle demande clairement à ses membres, tout d'abord « to inform all its 66 member companies around the world of the issues surrounding the illegal activities and their consequences ». J'en déduis que l'organisation est au courant des activités illégales et de leurs conséquences. Elle veut en outre « encourage major processors to obtain their tantalum and niobum raw materials from lawful sources... ». L'organisation sait donc qu'il existe des sources illégales. Cluff Mining est-elle membre du TIC ? Nous savons que cette firme a réalisé une joint venture avec Benro Research Corporation à Toronto. Quelle voie suit-on ? Qui livre à qui ? Des firmes belges sont-elles impliquées ?
Selon les rapports, en juillet 1996, donc avant la première phase de la guerre, une unité de production de tantale a été installée dans la région de Kigali. Quelle en est la capacité de production ? Cette capacité au Rwanda correspond-elle aux sources dont dispose le pays ? Mme Wickens dispose-t-elle de chiffres ? Connaît-elle les circuits et les capacités correspondent-elles ?

Mevrouw Judy Wickens. - Toen het TIC het perscommuniqué schreef, begin april, wisten we nog niets over het eerste rapport van de Verenigde Naties en het ermee verbonden onderzoek.
We hebben ondertussen informatie gekregen van enkele organisaties die zich met natuurbehoud bezighouden. Het TIC heeft onmiddellijk verklaard dat het betreurt dat in natuurreservaten wordt binnengedrongen om er naar coltan te zoeken.
Vertegenwoordigers van Unesco en van `Patrimoine Mondial' hebben tegenover mij toegegeven dat er wel degelijk coltan in het nationaal park was en dat dit welbekend was, aangezien het 20 jaar eerder werd geëxploiteerd.
Wij hebben onze leden gevraagd om geen grondstoffen meer te kopen van onwettige bronnen.
Cluff Mining is inderdaad een van onze leden, maar over hun commerciële banden kan ik niets zeggen.
Ik heb nog nooit van Benro uit Toronto gehoord.
Er werd ook gesproken over een concentratie-eenheid in Rwanda in 1996. Daarover weten wij niets.
We beschikken evenmin over gegevens over de productiecapaciteit in Rwanda. Zeker is dat zich in de bodem van dat land mineralen bevinden. Niet alles wordt geëxporteerd want de Société minière du Rwanda was destijds lid van TIC. Somirwa maakte deel uit van Geomine, maar dat is reeds lang opgedoekt.

Mme Judy Wickens. - Quand le TIC a écrit le communiqué de presse et l'appel à nos membres, début avril, nous ne connaissions rien du premier rapport des Nations Unies et des qui y étaient liées.
Nous avons cependant reçu des informations de la part de quelques organisations s'occupant de la conservation de la nature. Nous avons immédiatement déclaré que le TIC regrettait l'invasion des réserves naturelles pour la recherche du coltan.
Des représentants de l'Unesco et de « Patrimoine Mondial » m'ont avoué qu'il y avait bien des sources de coltan dans le Parc national et que celles-ci étaient bien connues puisque elles avaient été exploitées 20 ans plus tôt.
Nous avons demandé à nos membres de ne plus acheter de matières premières de sources illégitimes ou illégales.
Cluff Mining est effectivement un de nos membres. J'ignore la nature de leurs liens commerciaux.
Je n'ai jamais entendu parler de la société Benro à Toronto.
Vous avez parlé d'une unité de concentration au Rwanda, en 1996. Je suis désolée mais nous ne savons rien à ce sujet.
En ce qui concerne les capacités du Rwanda, nous ne disposons pas de données pour ce pays. Ce qui est sûr, c'est qu'il y a des minerais dans le sol du Rwanda. Tout n'est pas exporté parce que la Société minière du Rwanda était, à l'époque, membre du TIC. Somirwa faisait partie de la Geomine mais elle est fermée depuis longtemps.

De heer Paul Wille (VLD). - Ik heb een aantal vragen over de structuur van de handel. Er zijn talloze voorbeelden van gewild gestructureerde, maar ook van gewild niet gestructureerde commodity trades.
De volumes zijn niet zo groot. Verloopt de handel via een middleman of niet? Zo ja, waarom? Zo neen, waarom niet? In de commodity trade wordt de middleman die niet nodig is weggezuiverd. Is het wel nodig om met een middleman te werken?
Is de handel in het product het gevolg van verticale integratie tussen degenen die ontginnen en degenen die het product gebruiken?
Men kan zich ook afvragen of de belangenvereniging er geen belang bij heeft dat er een vereniging komt voor de uitvoer en de aankoop van commodities. Dit zou de ernst en de bestuurbaarheid van de handel in commodities ten goede komen.
Hoe wordt de handel financieel afgewikkeld? Wordt cash betaald of worden irrevocable letters of credit gebruikt? Dit laatste is niet mogelijk zonder een beschrijving van de goederen. Zodra men beschikt over een beschrijving van de goederen weet men toch in ruime mate waarover het gaat.
Mijn laatste vraag gaat over de cijfers en de prijzen. Hoe kan worden beweerd dat de prijzen gezakt zijn als de hoeveelheden die worden verhandeld onbekend zijn? Hoe kan men het ene weten zonder het andere?

M. Paul Wille (VLD). - Je me pose des questions sur la structure du commerce. Il y a de nombreux exemples de commodity trades voulues et structurées mais aussi de commodity trades voulues et non structurées.
Les volumes ne sont pas importants. Le commerce se fait-il via un intermédiaire ? Dans l'affirmative, pourquoi ? Dans la négative, pourquoi pas ? Dans le commodity trade, l'intermédiaire disparaît s'il n'est pas nécessaire. Est-il nécessaire de travailler avec un intermédiaire ?
Le commerce de ce produit est-il le fruit d'une intégration verticale entre ceux qui exploitent et ceux qui utilisent le produit ?
On peut aussi se demander s'il ne serait pas intéressant dans le cadre de la communauté d'intérêts d'associer l'exportation et l'achat des commodities.
Comment le commerce se fait-il d'un point de vue financier ? Paie-t-on cash ou utilise-t-on des irrevocable letters of credit ? Leur emploi est impossible sans une description des marchandises. Dès lors que l'on dispose d'une description des marchandises, on sait dans une large mesure ce dont il s'agit.
Ma dernière question porte sur les chiffres et les prix. Comment peut-on affirmer que les prix se sont écroulés si les quantités commercialisées ne sont pas connues ?

De heer Jan Remans (VLD). - Getuigt mevrouw Wickens van wat haar studiecentrum officieel weet, of getuigt ze van wat ze persoonlijk weet?

M. Jan Remans (VLD). - Le témoignage de Mme Wickens est-il basé sur les informations de son centre d'études ou sur son expérience personnelle ?

Mevrouw Judy Wickens. - U gaat ervan uit dat het om een commodity trade gaat, maar dat is niet zo. Tantaliet is de grondstof van een industrietak.
Zijn er middlemen? Ik weet niet wat er in Centraal- Afrika precies gebeurt. Er wordt gezegd dat mensen op ambachtelijke wijze kleine hoeveelheden verzamelen die nadien samengebracht worden, maar dat gebeurt zonder medeweten van het TIC.
Er is weinig verticale integratie. Zo werden de enige ondergrondse mijnen, die in Canada gelegen zijn, door een Amerikaanse raffinaderij aangekocht. Ik neem aan dat het niet om commerciële relaties gaat. De vereniging weet evenwel niets over eventuele commerciële relaties tussen haar leden.
De financiële verrichtingen vallen niet onder de bevoegdheid van het TIC.
Ook over de prijzen kan ik niets zeggen. Eventuele schattingen hoor ik liever niet.
Uit persberichten bleek dat de prijs fors gedaald was. Het exacte prijsniveau is mij onbekend. Ik ben hier als secretaris-generaal van de vereniging: ik werk niet voor de industrie, maar voor het TIC, dat ik mee leid. Voor technische of commerciële vragen moet u zich tot de bedrijven zelf wenden.

Mme Judy Wickens. - Commodity trade ? Non, il ne s'agit pas d'un « commodity » : le tantale est la matière première d'une industrie.
Y a-t-il des middlemen ? J'ignore ce qui se passe exactement en Afrique centrale mais il y aurait une sorte de trafic par petites quantités, sorties par le personnel de première ligne, de façon très artisanale. Ces quantités sont ensuite rassemblées peu à peu et peuvent passer d'une main à l'autre à l'insu du TIC.
Il y a peu d'intégration verticale. En effet, les seules mines souterraines, au Canada, ont été achetées par un raffineur des États-Unis. Je suppose que, de manière générale, il ne s'agit pas de relations commerciales, l'association n'étant pas officiellement au courant de ce type de relations, même au niveau des différents membres.
Les opérations financières ne relèvent pas des compétences du TIC qui s'intéresse à la manière dont le commerce s'organise.
Quant aux prix, je ne puis en parler. J'essaie même, dans la mesure du possible, de ne pas entendre les estimations qui seraient faites.
La presse a permis de savoir que le prix, d'abord très élevé, avait fortement diminué. Je ne connais pas le niveau exact des prix. Je suis ici en tant que secrétaire générale de l'Association. Je ne travaille pas pour l'industrie mais pour le TIC en participant à sa gestion. Si vous souhaitez poser des questions très techniques ou commerciales, vous devez vous adressez aux sociétés exploitantes proprement dites.

Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V). - Op heel wat concrete vragen weet mevrouw Wickens geen antwoord.
Waarvoor is het TIC bevoegd? Waarmee is het bezig? Is het TIC de enige beroepsgroep? Waarover weet mevrouw wel iets? Wat zijn haar bevoegdheden? Is er een jaarverslag? Kan ze ons de lijst van de leden meedelen? Waar is de zetel gevestigd? Wat is het jaarbudget? Hoeveel stafmedewerkers werken er op de studiedienst? Welke dienstverlening geeft het TIC aan haar leden? Wie zit in de raad van bestuur? Hoe worden de leden verkozen?
Mevrouw is kennelijk op de hoogte van de werking van het VN-panel via de media en via de NGO's. Heeft het VN-panel in het kader van het eerste en het tweede rapport contact opgenomen met het TIC? Werden de VN-rapporten in haar organisatie besproken? Werden de rapporten naar de leden van de organisatie verstuurd? Werden er eventueel conclusies getrokken en is men van plan er iets mee te doen?
Is de moeilijke ontginning en verwerking van coltan kapitaalintensief? Investeren de TIC-leden in het productieproces? Rwandese overheidsbedrijven hebben wellicht niet de middelen om de exploitatie te financieren.
Graag kreeg ik een antwoord op deze vragen.

M. Sabine de Bethune (CD&V). - Mme Wickens ne peut apporter de réponse à bien des questions concrètes.
Quelle est la compétence du TIC ? Le TIC est-il la seule association professionnelle ? Quelles sont les compétences de Madame ? Y-a-t-il un rapport annuel ? Peut-elle nous fournir la liste des membres ? Où le siège est-il établi ? Quel est le budget annuel ? Combien de personnes travaillent-elles pour ce centre d'études ? Quels services le TIC fournit-il à ses membres ? Qui siège au Conseil d'administration ? Comment ses membres sont-ils élus ?
Madame semble connaître le fonctionnement du panel des Nations Unies par les médias et les ONG. Ce panel a-t-il pris contact avec le TIC dans le cadre de ses deux rapports ? Les rapports ont-ils été envoyés aux membres de l'organisation ? Des conclusions ont-elles éventuellement été tirées et a-t-on l'intention d'en faire quelque chose ?
L'exploitation et le traitement du coltan requièrent-ils beaucoup de capitaux ? Les membres du TIC investissent-ils dans le processus de production ? Les entreprise publiques rwandaises n'ont peut-être pas les moyens de financer l'exploitation.
J'aimerais obtenir des réponses à ces questions.

De heer Josy Dubié (ECOLO). - Mevrouw Wickens zei dat ze ons geen productiecijfers of prijzen kan geven en dat we ons daarvoor tot de bedrijven moesten richten.
Het zou nuttig zijn over een lijst te beschikken van de bedrijven die lid zijn van haar vereniging, zodat wij met hen contact kunnen opnemen.

M. Josy Dubié (ECOLO). - Mme Wickens a dit ne pas être en mesure de nous donner des chiffres de production et de prix et elle nous a invités à nous adresser aux compagnies.
Il serait utile que nous ayons la liste des compagnies qui font partie de son association, afin que nous puissions prendre contact avec elles.

De voorzitter. - Er zullen deskundigen gehoord worden die ons meer kunnen zeggen over de cijfers en de netwerken, waarover mevrouw Wickens ons geen gegevens wil of kan geven.

M. le président. - Des experts vont venir qui pourront nous parler des chiffres, des circuits et de tout ce dont Mme Wickens ne veut pas ou ne peut pas nous parler.

De heer Michiel Maertens (AGALEV). - Ik heb hier het TIC tijdschrift van december 2000 en daarin staan heel wat statistieken. Daaruit leid ik af dat het TIC dus wel beschikt over cijfers om een schitterend overzicht te maken van wat er wereldwijd wordt geproduceerd. Mevrouw kan ons blijkbaar wel enige informatie geven.
Over het symposium dat in 2000 in San Francisco werd georganiseerd bestaat zelfs een boek. Er zijn publicaties, alleen de details kennen we niet.

M. Michiel Maertens (AGALEV). - Je dispose du périodique du TIC en date de décembre 2000. On y trouve énormément de statistiques. J'en déduis que le TIC dispose bien de chiffres et peut fournir un aperçu de la production mondiale. Madame est donc bien en mesure de nous fournir des informations.
Il existe même un livre consacré au symposium de San Francisco organisé en 2000. Il existe des publications, nous ignorons seulement les détails.

Mevrouw Judy Wickens. - Een artikel met de statistieken van 2000 zal nog in 2001 worden gepubliceerd. De heer Maertens heeft onze website geconsulteerd.
Het TIC is een internationale organisatie die tot doel heeft tantaal en niobium bekend te maken. De vereniging noemt zich om historische redenen `studiecentrum'. Ik ben graag bereid u een ledenlijst te overhandigen. Die is trouwens ook op de website beschikbaar.
Ik zie niet in hoe onze begroting u aanbelangt, maar ik kan u wel zeggen dat de vereniging buiten mezelf nog een adviseur in de Verenigde Staten tewerkstelt. Ik werk deeltijds.
We verzamelen statistische gegevens voor onze leden. Ook stellen we artikels op. Een ervan werd verleden jaar in San Francisco voorgesteld, een ander dit jaar in Rio.
De vereniging wordt beheerd door een uitvoerend comité van tien leden, van wie ik u de namen kan geven. Het gaat om personen die in alle takken van de industrie actief zijn: mijnen, raffinaderijen, condensatorfabrieken, enzovoort.
Het eerste rapport van de Verenigde Naties verscheen jammer genoeg op 17 april, dat is na de vergadering van ons uitvoerend comité van 3 april. We hadden een perscommuniqué naar onze leden verstuurd, dat ook op onze website is gezet, maar dat geen melding maakt van het rapport.
Het TIC werd noch voor het eerste, noch voor het tweede rapport door het panel benaderd. Als u de bijlagen bij het tweede rapport erop naleest, zal u vaststellen dat er geen maatschappij bestaat die tantaal behandelt.
In Afrika wordt tantaliet voor de productie van coltan door mankracht alleen uit rotsen gewonnen. In Australië worden grote harde rotsvlakken verbrijzeld zodat slechts minuscule zwarte partikels overblijven, die vervolgens met water of met magneten worden behandeld.
Deze eerste fase, de concentratie, blijft een fysiek proces. Een rots wordt al als rijk bestempeld als ze 0,1% tantaal bevat. Er is veel fysieke inspanning nodig om de inhoud van een middelgrote zak te winnen.

Mme Judy Wickens. - Un article avec les statistiques pour 2000 va être publié encore en 2001. M. Maertens a consulté notre site internet.
Le TIC est une association internationale dont le but est de faire connaître le tantale et le niobium. L'association s'intitule « centre d'études » pour des raisons historiques. Je serai enchantée de vous communiquer une liste de nos membres. Elle est d'ailleurs également disponible sur notre site internet.
Quant à notre budget, je ne vois pas en quoi il vous concerne mais je puis vous dire que, en ce qui concerne le nombre de personnes employées par l'association, outre moi-même, l'association emploie un consultant aux États-Unis. Je précise que je travaille à temps partiel.
En ce qui concerne le service destiné aux membres, nous récoltons des statistiques qui leur sont destinées. Ensuite, nous rédigeons des articles comme celui présenté à San Francisco, l'an dernier, et à Rio de Janeiro, cette année.
L'association est gérée par un comité exécutif composé de dix membres, dont je peux vous donner les noms. Il s'agit de personnes actives dans tous les secteurs de l'industrie : mines, raffineries, usines de condensateurs... etc.
Le premier rapport des Nations unies est malheureusement sorti le 17 avril, après la réunion de notre comité exécutif du 3 avril. Nous venions d'envoyer un communiqué de presse à nos membres, communiqué diffusé sur notre site internet mais ne faisant donc pas état de ce rapport.
Le TIC n'a pas du tout été approché par le panel, que ce soit pour le premier rapport ou pour le deuxième, comme vous pourrez le voir dans les annexes. En consultant les annexes du deuxième rapport, vous vous apercevrez qu'il n'existe pas de société qui traite le tantale.
Le coltan est extrait des roches, en Afrique, d'abord par des méthodes physiques uniquement, à la manière des orpailleurs. En Australie, de grands pans de roches dures sont écrasés pour ne conserver que de minuscules particules noires, traitées ensuite à l'eau ou par traitements magnétiques.
Pour cette première étape, ou concentration, on en reste au processus physique. Si un grand volume de roche contient 0,1% de tantale, c'est déjà riche. Il faut beaucoup d'efforts physiques pour sortir le contenu d'un sac de moyenne dimension.

De heer Paul Wille (VLD). - Is dat een proces van dagen of van maanden? Dat heeft een weerslag op de vraag wie het productieproces financiert.

M. Paul Wille (VLD). - Ce processus dure-t-il des jours ou des mois ? Cela a un impact sur la question de savoir qui finance le processus de production ?

Mevrouw Judy Wickens. - Wie financiert?

Mme Judy Wickens. - Qui finance ?

De heer Paul Wille (VLD). - Wordt het door de kopers of door de verkopers gefinancierd?

M. Paul Wille (VLD). - Est-ce financé par les acheteurs ou par les vendeurs ?

Mevrouw Judy Wickens. - Ik veronderstel dat de kopers de delvers betalen.

Mme Judy Wickens. - Je suppose que les acheteurs paient les extracteurs.

De heer Josy Dubié (ECOLO). - Het gaat om handenarbeid. Bestaan er machines?

M. Josy Dubié (ECOLO). - Il s'agit bien d'un travail manuel. Existe-t-il néanmoins des machines ?

Mevrouw Judy Wickens. - Er bestaan machines, maar dit werk wordt op zeer kleine schaal en vooral met de hand verricht. Ik heb reeds verwezen naar de goudwinning. Voor tantaal kan men op dezelfde manier tewerk gaan. Door zijn soortelijk gewicht, zinkt het in plaats van te drijven.

Mme Judy Wickens. - Il existe des machines mais ce travail peut être fait à très petite échelle, à la main. J'ai déjà évoqué le travail des orpailleurs pour recueillir l'or. On peut faire la même chose avec le tantale. En raison de sa densité, il tombe au fond au lieu de flotter.

De heer Josy Dubié (ECOLO). - Beschikt u over beelden hierover?

M. Josy Dubié (ECOLO). - Possédez-vous un film là-dessus ?

Mevrouw Judy Wickens. - Jammer genoeg niet, maar ik kan het vragen. Ik heb net een Amerikaanse film ontvangen over niobium, die nog niemand heeft gezien.

Mme Judy Wickens. - Non, malheureusement, mais je pourrais le demander. Je viens de recevoir un film américain sur le niobium, film que personne n'a vu.

Mevrouw Erika Thijs (CD&V). - Mevrouw omschreef zopas haar precieze taak in het TIC. Wie financiert de instelling? Mag ze geen cijfers meedelen of heeft ze er geen?
Tantaal en niobium zijn volgens mevrouw niet de enige middelen om condensatoren te maken. Of heb ik dat verkeerd begrepen?

Mme Erika Thijs (CD&V). - Madame a décrit sa mission précise au sein du TIC. Ne peut-elle communiquer de chiffres ou n'en dispose-t-elle pas ?
Le tantale et le niobium ne sont, selon elle, pas les seuls moyens pour faire des condensateurs. Ou ai-je mal compris ?

De heer Josy Dubié (ECOLO). - Ik neem aan dat dit metaal per vliegtuig wordt vervoerd, maar ik wens te weten in welke vorm.

M. Josy Dubié (ECOLO). - Je suppose que ce métal est transporté par avion, mais je voudrais savoir sous quelle forme.

Mevrouw Judy Wickens. - Het TIC wordt net als elke andere vereniging gefinancierd door een jaarlijkse bijdrage van de leden. Die bedraagt momenteel 1735,25 euro en dekt de administratieve kosten, mijn loon en de publicatiekosten voor het rapport. Het lidmaatschap loopt van 1 juli tot 30 juni. Soms kan de vereniging haar inkomsten opdrijven door recettes van vergaderingen die ze organiseert.
Ik kan de productiecijfers van de afgelopen vijf jaar en de eerste helft van 2001 meedelen. Omdat we op de gegevens een trimester moeten wachten, verzamelen we nu de gegevens om de zes maanden en niet langer per trimester, zoals vroeger het geval was.
De meest recente beschikbare gegevens van het TIC hebben betrekking op de eerste helft van 2001. De gegevens voor de tweede helft van het jaar worden eind december verzameld.
Voor de productie van condensatoren kunnen verschillende materialen worden gebruikt. Tantaal biedt verschillende voordelen. De condensator heeft de eigenschap dat het een elektrische lading een ogenblik kan behouden en die kan leveren wanneer het circuit ze nodig heeft. Hierdoor kunnen storingen bij de aansluiting van het circuit worden vermeden en kan de stroomtoevoer beter in evenwicht worden gebracht. Tantaal is zeer geschikt omdat het een groot aantal opeenvolgende ladingen en ontladingen aankan. Het kan op een betrouwbare wijze en langdurig elektriciteit opnemen en leveren. Door de grote dichtheid kan de omvang van de condensatoren sterk worden beperkt. Deze condensatoren zijn goed bestand tegen hitte en koude. Dit is interessant voor een auto die in de winter buiten staat en zeer snel opwarmt eens de motor wordt aangezet. De geringe grootte van de condensatoren is ook zeer handig voor bijvoorbeeld GSM's.
Ook andere materialen kunnen worden gebruikt. Condensatoren op basis van aluminium zijn kleiner en betrouwbaarder dan voorheen. Er bestaan ook systemen op basis van keramiek.
Aangezien grote rotsen moeilijk kunnen worden vervoerd, worden ze verbrijzeld zodat een concentraat kan worden gemaakt, dat in zakken of kleine vaten wordt vervoerd. Zo wordt het van Brazilië, Australië of Afrika naar Duitsland, Japan of de Verenigde Staten vervoerd. Het metaal of het poeder worden eruit gewonnen en vervolgens in zakken of dozen per vliegtuig vervoerd naar de fabrieken die het nodig hebben.

Mme Judy Wickens. - En ce qui concerne le financement du TIC, comme dans toute association, les membres paient une cotisation annuelle. Elle est actuellement de 1735,25 euros du 1er juillet au 30 juin suivant et couvre les frais administratifs, mon traitement et les frais de publication du rapport. Parfois, il est possible d'accroître les revenus de l'association grâce aux recettes récoltées dans le cadre de réunions.
Quant aux chiffres de production, je puis vous fournir ceux relatifs aux cinq dernières années et à la première moitié de l'année 2001. Nous recueillons des statistiques tous les six mois et non plus trimestriellement, comme auparavant, pour des raisons techniques car il fallait un trimestre pour pouvoir obtenir les chiffres.
Donc, les derniers chiffres disponibles pour le TIC valent pour la première moitié de 2001, les chiffres relatifs à la période allant de juillet à décembre devant être collectés fin décembre.
En ce qui concerne les condensateurs, plusieurs matières peuvent être utilisées pour leur fabrication. Le tantale offre certains avantages. Le condensateur a la propriété de rester chargé d'électricité pendant un moment et de pouvoir fournir celle-ci lorsque le circuit en a besoin. Cela permet d'éviter d'éventuelles perturbations lors du branchement du circuit et de mieux équilibrer le passage du courant. Le tantale convient particulièrement bien, car il résiste à un nombre élevé de cycles de charge et de décharge. Il est capable d'absorber et de fournir de l'électricité de manière fiable et pendant très longtemps. Comme il est très dense, la taille des condensateurs peut être particulièrement réduite. Ces condensateurs résistent fort bien à la chaleur et au froid ; je pense, par exemple, au cas d'une voiture laissée à l'extérieur en hiver, et qui se réchauffe de façon importante, une fois le moteur allumé. En outre, la très petite taille de ces condensateurs se révèle très précieuse dans le cas, par exemple, des GSM.
D'autres matières peuvent toutefois être utilisées. Les condensateurs fabriqués à partir d'aluminium sont, à présent, plus petits et plus fiables qu'auparavant. Il existe également des systèmes basés sur l'emploi de céramiques comprenant plusieurs composants différents.
Quant au transport, les grandes roches étant difficilement transportables, elles sont écrasées en vue de fabriquer un concentré, conditionné dans des sacs ou des petits tonneaux. Le produit est ainsi transporté du Brésil, de l'Australie ou d'Afrique, vers l'Allemagne, le Japon ou les États-Unis. On en extrait, ensuite, le métal ou la poudre, lesquels sont transportés par route ou par avion - sous une forme moins volumineuse encore, dans de petits sacs ou des boîtes - vers les usines qui en ont besoin.

Mevrouw Erika Thijs (CD&V). - Kan mevrouw Wickens ons de cijfers van de laatste vijf jaar bezorgen? Die geven een beeld van de evolutie van het gebruik en de prijzen van de grondstoffen.

Mme Erika Thijs (CD&V). - Mme Wickens peut-elle nous fournir les chiffres relatifs aux cinq dernières années ? Ils donnent un reflet de l'évolution de l'utilisation et des prix des matières premières.

De voorzitter. - We zullen de gegevens van mevrouw Wickens bij het verslag voegen dat volgende donderdag te uwer beschikking is.

M. le président. - Nous joindrons les données fournies par Mme Wickens au compte rendu qui sera à votre disposition jeudi prochain.

De heer Paul Wille (VLD). - Ik heb gevraagd hoe lang het productieproces duurt en wie het financiert. Ik heb geen antwoord gekregen op deze vraag.
Wanneer het gedeelte van het productieproces in Afrika zeer lang duurt en arbeidsintensief is, krijgt de vraag over wie financiert een andere betekenis dan wanneer het productieproces daar zeer kort is en de toegevoegde waarde in Duitsland of Canada plaatsvindt. Kan mevrouw Wickens alsnog antwoorden op mijn vraag?

M. Paul Wille (VLD). - J'ai demandé quelle était la durée du processus de production et qui le finançait. Je n'ai pas obtenu de réponse à cette question.
Si la partie du processus de production qui a lieu en Afrique est longue et requiert beaucoup de main-d'oeuvre, la question relative au financement n'a pas la même signification que si le processus de production est court et que la valeur ajoutée se fait en Allemagne ou au Canada.

De voorzitter. - De grondstof wordt gevonden onder verschillende vormen. Niet op alle plaatsen is zij hetzelfde.

M. le président. - La matière première est trouvée sous différentes formes. Elle n'est pas la même partout.

De heer Paul Wille (VLD). - Ook niet in Afrika?

M. Paul Wille (VLD). - En Afrique non plus ?

Mevrouw Judy Wickens. - Over de duur kan ik u niets zeggen.
Alle tantaalmijnen zijn op één na open mijnen. De chemische producten zijn zeer resistent. Als het regent, wordt de grond modder en komt tantaal in de vorm van tantaaloxide of niobiumoxide te voorschijn.
Ik weet niet hoelang deze ontginning vergt: enkele dagen of enkele weken? Ik heb horen zeggen dat de arbeiders het erts brokje per brokje bijeenrapen. Als ze voldoende hebben, nemen ze contact op met de mensen of aankoopkantoren die bereid zijn te kopen.

Mme Judy Wickens. - En ce qui concerne la durée, je ne puis vous répondre.
Toutes les mines de tantale sont à ciel ouvert, à l'exception d'une seule. Les produits chimiques sont très résistants. Lorsqu'il pleut, la terre se transforme en boue et laisse apparaître le tantale, sous forme d'oxyde tantalique ou d'oxyde de niobium.
J'ignore la durée que nécessite l'extraction : quelques jours ou quelques semaines... ? J'ai entendu dire que les travailleurs effectuant ce travail rassemblaient le minerai petit à petit. Quand ils possèdent une quantité de minerai suffisante, les personnes ou les comptoirs d'achat susceptibles de l'acheter sont contactés.

De heer Paul Wille (VLD). - De aankoopkantoren worden door middlemen, tussenpersonen, geëxploiteerd.

M. Paul Wille (VLD). - Les comptoirs d'achat sont tenus par des middlemen, soit des intermédiaires.

De voorzitter. - In Kivu en Rwanda zijn er veel van deze aankoopkantoren.

M. le président. - Ces comptoirs sont très nombreux au Kivu et au Rwanda.

Mevrouw Judy Wickens. - De grondstof heeft al een waarde voor de delvers en bij elke schakel in de keten wordt waarde toegevoegd.

Mme Judy Wickens. - La matière a déjà une valeur en soi pour les extracteurs et une valeur ajoutée est comptabilisée à chaque niveau de la chaîne.

De heer Jan Remans (VLD). - Mevrouw Wickens heeft enkele landen genoemd die de grondstof invoeren. Is België ook een invoerend land?

M. Jan Remans (VLD). - Mme Wickens a cité quelques pays importateurs de cette matière première. Est-ce aussi le cas de la Belgique ?

Mevrouw Judy Wickens. - We hebben enkele Belgische leden die het erts, de grondstof, aankopen. De ondernemingen die het metaal uit het erts winnen bevinden zich in Duitsland, Japan, Thailand, China en de Verenigde Staten. Dit gebeurde vroeger ook in België, maar nu niet meer. Drie leden van het TIC hebben hun zetel in België en kopen grondstoffen. De commissie weet ongetwijfeld om welke ondernemingen het gaat.

Mme Judy Wickens. - Nous avons quelques membres belges qui achètent le minerai, les matières premières. Les sociétés qui extraient le métal du minerai se trouvent en Allemagne, au Japon, en Thaïlande, en Chine et aux États-Unis. Cette opération n'est pas réalisée en Belgique. Elle l'était par le passé, mais plus maintenant. Cependant, trois membres du TIC ont leur siège en Belgique et achètent les matières premières. Ces sociétés sont certainement connues de votre commission.

De heer Michiel Maertens (AGALEV). - Drie Belgische organisaties die lid zijn van het TIC voerden destijds de grondstof in.
Zijn deze bedrijven rechtstreekse afnemers of zijn er tussenpersonen?

M. Michiel Maertens (AGALEV). - Trois organisations belges qui sont membres du TIC importèrent la matière première, à l'époque.
Ces entreprises sont-elles les acheteurs directs ou des intermédiaires ?

De voorzitter. - Ik denk dat we dit soort vragen beter stellen aan de betrokken bedrijven zelf. Mevrouw Wickens vertegenwoordigt een groepering van firma's. We kunnen haar niet compromitteren met specifieke vragen. De bedrijven zelf zullen ons een concreter antwoord kunnen geven. Het doel van deze vergadering is te informeren.
Wanneer we de bedrijven horen zullen we optreden als onderzoekscommissie waarbij de verklaringen onder eed worden afgelegd. Mevrouw Wickens heeft geen commerciële functie en heeft geen rechtstreekse band met de bedrijven. Ze vertegenwoordigt enkel een beroepsvereniging.
Ik dank hierbij mevrouw Wickens voor haar medewerking.

M. le président. - Je pense qu'il vaut mieux poser ces questions aux entreprises concernées. Mme Wickens représente un groupe d'entreprises. Nous ne pouvons la compromettre en lui posant des questions spécifiques. Les entreprises nous donneront une réponse plus concrète. Le but de cette réunion est l'information.
Quand nous entendrons les entreprises, nous interviendrons en tant que commission d'enquête et les déclarations se feront sous serment. Mme Wickens n'a pas de fonction commerciale et n'a pas de lien direct avec les entreprises. Elle ne fait que représenter une association professionnelle.
Je remercie Mme Wickens de sa collaboration.